direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoge Ham 138 - 142
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De Bunte Vastgoed Zuid B.V. is voornemens het plangebied aan Hoge Ham 138, 140 en 142 te Dongen te herontwikkelen ten behoeve van twintig appartementen en een commerciële plint. Het plangebied betreft de kadastrale percelen 1424, 1430 en 1429 en bestaat momenteel uit het pand van Kruidengilde Beex, het winkelpand van Scapino, het oude postkantoor en bijbehorende achterterreinen.

Het planvoornemen is bekend onder de naam ‘De Post en de Nijverheid’. Hierin worden de panden van Scapino en het oude postkantoor gesloopt en komen op de begane grond nieuwe commerciële ruimtes met daarboven appartementen terug. Het pand van het voormalige Kruidengilde Beex wordt niet gesloopt, maar in de nieuwe ontwikkeling opgenomen. Aan de achterzijde van deze drie panden zal aan de Dr. Willem Dreeslaan een nieuw appartementengebouw met de naam ‘De Nijverheid’ worden gerealiseerd.

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan 'Centrum' (onherroepelijk vastgesteld op 24 oktober 2013). De gronden in het plangebied hebben de bestemming 'Centrum'. Daarnaast geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 1' en geldt gedeeltelijk de functieaanduiding 'erf'. De beoogde ontwikkeling is in strijd met het bestemmingsplan. Door middel van een nieuw bestemmingsplan kan de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bevindt zich tussen de Hoge Ham en de Dr. Willem Dreeslaan, in het centrum van de kern Dongen. Aan de oostzijde bevindt zich tussen het voormalige postkantoor en het pand aan Hoge Ham 144 een smalle steeg die de Hoge Ham met de parkeervoorzieningen aan de Dr. Willem Dreeslaan, het Looiershof en het Wilhelminaplein verbindt.

De directe omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door diverse functies, zoals wonen (voornamelijk appartementen en geschakelde woningen), detailhandel en dienstverlening. Aan de zijde van de Dr. Willem Dreeslaan bevinden zich voorzieningen voor laden en lossen, parkeren, hekwerken, bergingen en afvalcontainers. Verderop bevinden zich de karakteristieke koepelkerk, diverse horecazaken en een bibliotheek. De locatie omvat meerdere percelen (DGN01 - I - 1424, DGN01 - I - 1430 en DGN01 - I - 1429) en kent een oppervlakte van circa 2.437 m2. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: Luchtfoto)

De Hoge Ham vormt samen met de Lage Ham, Sint Josephstraat, Eindsestaat en de Kerkstraat een van de oorspronkelijke bebouwingslinten van waaruit Dongen is opgebouwd. De karakteristieke lintpatronen in de directe omgeving van het plangebied zijn nog duidelijk herkenbaar.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Centrum' (vastgesteld op 24 oktober 2013) van toepassing. De verbeelding hiervan is weergegeven in figuur 1.2. Het plangebied is in het geldend bestemmingsplan bestemd als 'Centrum'. De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
  • b. Cultuur en ontspanning.
  • c. Detailhandel.
  • d. Dienstverlening.
  • e. Horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten.
  • f. Kantoren.
  • g. Maatschappelijke doeleinden, zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven.
  • h. Terrassen.
  • i. Wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • j. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt.
  • k. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': uitsluitend voor erven bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel, uitsluitend bestemd voor ondergeschikt gebruik zoals magazijn, kantoor, bergingen, parkeren en dergelijke.
  • l. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens een café uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
  • m. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0002.png"

Figuur 1.2 Bestemmingsplan 'Centrum' met aanduiding plangebied (Bron: Ruimtelijkeplannen)

Voor een gedeelte van het plangebied aan de Hoge Ham is een bouwvlak opgenomen (figuur 1.3). Binnen dit bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ter signalering is de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 1' opgenomen. Daarnaast gelden gedeeltelijk de functieaanduidingen 'erf' en 'garage'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0003.png"

Figuur 1.3 Aangeduide bouwvlak in het bestemmingsplan 'Centrum' (Bron: Ruimtelijkeplannen)

De beoogde realisatie van twintig appartementen en een commerciële plint valt (gedeeltelijk) buiten het aangeduide bouwvlak met bijbehorende maatvoeringen. Tevens is geregeld dat het aantal woningen niet mag worden vermeerderd. Derhalve is, ten behoeve van het totale plan, voorliggend bestemmingsplan opgesteld en zijn de benodigde onderzoeken uitgevoerd.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in en rond het plangebied en geeft inzicht in de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Dongen. Hoofdstuk 4 omvat de toets aan de sectorale milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de procedure.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Huidige situatie

Het plangebied (figuur 2.1) bevindt zich aan de Hoge Ham 138, 140 en 142 te Dongen. De percelen reiken helemaal tot de Dr. Willem Dreeslaan. Momenteel is in het plangebied bebouwing aanwezig in de vorm van winkelpanden met platte daken en enkele kleine bijgebouwen. Aan de zijde van de Dr. Willem Dreeslaan bevinden zich voorzieningen voor laden en lossen, parkeren, hekwerken, bergingen en afvalcontainers. De gemeente heeft onlangs besloten de parkeerterreinen en groenvoorzieningen bij de Dr. Willem Dreeslaan, het Looiershof en het Wilhelminaplein opnieuw in te richten en aan te leggen. In de figuren 2.2 t/m 2.6 worden een aantal afbeeldingen van het plangebied en de directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0004.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto met aanduiding plangebied in geel (Bron: Kadastrale kaart)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0005.png"

Figuur 2.2 Voorzijde bestaande winkelpanden (Bron: Florauna)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0006.png"

Figuur 2.3 Steeg tussen Hoge Ham 142 en 144 (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0007.png"

Figuur 2.4 Achterzijde Hoge Ham 140 (Bron: Florauna)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0008.png"

Figuur 2.5 Achterzijde Hoge Ham 142 (Bron: Florauna)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0009.png"

Figuur 2.6 Parkeerterrein en diverse voorzieningen aan het Looiershof (Bron: Google Maps)

2.2 Toekomstige situatie

Algemeen

De Bunte Vastgoed Zuid B.V. wenst het plangebied aan de Hoge Ham 138 - 142 te Dongen te herontwikkelen ten behoeve van twintig appartementen en een commerciële plint. Het pand aan Hoge Ham 138 (Kruidengilde Beex) blijft vanwege de uitstraling en kwaliteit behouden en wordt in de ontwikkeling opgenomen. Echter wordt dit pand op de nieuwe bestemmingsplanverbeelding en -regeling buiten het plangebied gelaten aangezien de geldende regeling uit het bestemmingsplan 'Centrum' van toepassing blijft.

Het project heeft de titel 'De Post en de Nijverheid' gekregen. De Post is een verwijzing naar het voormalige postkantoor aan de Hoge Ham. De Nijverheid komt voort uit het gegeven dat in de gebieden achter de Hoge Ham vroeger veel handel, industrie en ambachtelijke nijverheid plaatsvond. Aan de Hoge Ham werd gewoond in grote villa’s en aan de achterzijde werd gewerkt in ambachtelijke werkplaatsen. Het stedenbouwkundig plan is weergegeven in figuur 2.7. De figuren 2.8, 2.9 en 2.10 tonen de plattegronden, bebouwingsmassa's en dwarsdoorsnedes van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0010.png"

Figuur 2.7 Stedenbouwkundig plan (Bron: Cier Architecten, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0011.png"

Figuur 2.8 Plattegrond stedenbouwkundig plan 'De Post en de Nijverheid'

(Bron: Cier Architecten, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0012.png"

Figuur 2.9 Toekomstige bebouwingsmassa met bijbehorende bouwhoogten

(Bron: Cier Architecten, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0013.png"

Figuur 2.10 Dwarsdoorsnedes toekomstige situatie (Bron: Cier Architecten, 2020)

Bij het ontwerp is nadrukkelijk rekening gehouden met het verbeteren van de aanwezige steeg in het oosten van het plangebied. Ten opzichte van de huidige situatie is de steeg breder geworden. De gevel van de nieuwe commerciële ruimte krijgt in plaats van de steeg een meer open karakter. Hierdoor ontstaat meer verbinding tussen binnen en buiten en ontstaat een prettige en veilige steeg die uitnodigt om doorheen te lopen. Daarnaast zorgt de entree van de appartementen boven de commerciële ruimte ervoor dat er meer beweging plaatsvindt. Door verbreding en vernieuwing van de steeg wordt de verbinding tussen de Hoge Ham en de parkeervoorzieningen aan de Dr. Willem Dreeslaan, het Looiershof, het Wilhelminaplein en het Wilhelminapark nieuw leven in geblazen. Zo wordt op een aantrekkelijke manier aangesloten op de nieuwe inrichting van de openbare ruimten die de gemeente Dongen onlangs heeft gerealiseerd.

De Post

De ruimte op de begane grond van gebouw 'De Post' aan de zijde van de Hoge Ham kent een gebruiksoppervlakte van circa 514 m2. De commerciële ruimte is zo ontworpen dat deze eventueel ook gesplitst kan worden in twee of drie verschillende kleinere ruimtes. Boven deze commerciële ruimte worden drie appartementen op de eerste verdieping en drie appartementen op de tweede verdieping gerealiseerd. De appartementen zijn georiënteerd op de Hoge Ham en hebben een entree met trappenhuis en lift aan de zijde van de nieuwe steeg. In aanvulling op de voorzijde wordt ook aan de achterzijde een mogelijkheid geboden om te laden en te lossen. Parkeren voor de bewoners van de appartementen aan de Hoge Ham en de gebruikers van de commerciële ruimtes vindt plaats op het nieuwe binnenterrein achter het gebouw. Dit parkeerterrein is toegankelijk via het bestaande parkeerterrein tussen de juwelier en de voormalige Emté. In de figuren 2.11, 2.12 en 2.13 is het gebouw 'De Post' in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0014.png"

Figuur 2.11 Sfeerimpressie gebouw 'De Post' omgevingsdialoog (Bron: Cier Architecten, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0015.png"

Figuur 2.12 Ontwerp 'De Post' maart 2021 (Bron: Cier Architecten, 2021)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0017.png"

Figuur 2.13 Plattegronden gebouw 'De Post' (Bron: Cier Architecten, 2020)

De Nijverheid

Om de zijde van de Dr. Willem Dreeslaan een flinke kwaliteitsimpuls te geven is achter het gebouw 'De Post' een nieuw appartementengebouw ontworpen. Dit gebouw bestaat uit twaalf appartementen en twee penthouses en sluit qua bouwhoogte aan bij de overige appartemeten in de omgeving van de Dr. Willem Dreeslaan. Het gebouw bestaat uit vijf bouwlagen waarvan de bovenste bouwlaag terugliggend is. Op de begane grond van dit nieuwe gebouw is ruimte voor circa 18 parkeerplaatsen en 14 bergingen voor de daarboven gelegen appartementen. De appartementen zijn allemaal georiënteerd op de Dr. Willem Dreeslaan en het nieuw aangelegde parkeerterrein. De entree van het gebouw is gelegen aan de zijde van het parkeerterrein tussen de juwelier, de voormalige Emté en de nieuwe steeg en is voorzien van en lift en een trappenhuis.

Voor het nieuwe appartementengebouw aan de zijde van de Dr. Willem Dreeslaan wordt eveneens een nieuwe parkeervoorziening gerealiseerd. Dit terrein bestaat uit circa 18 parkeerplaatsen en zullen openbaar toegankelijk zijn voor bewoners, bezoekers en overige centrumgebruikers. De zes bestaande openbare parkeerplaatsen achter het oude postkantoor komen door de herinrichting te vervallen. Het openbare parkeerterrein wordt aangelegd in overleg met de gemeente en na oplevering overgedragen aan de gemeente Dongen. In de figuren 2.14, 2.15 en 2.16 is het gebouw 'De Nijverheid' in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0018.png"

Figuur 2.14 Sfeerimpressie gebouw 'De Nijverheid' omgevingsdialoog (Bron: Cier Architecten, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0019.png"

Figuur 2.15 Ontwerp 'De Nijverheid' maart 2021 (Bron: Cier Architecten, 2021)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0022.png"

Figuur 2.16 Plattegronden gebouw 'De Nijverheid' (Bron: Cier Architecten, 2020)

Stedenbouw en architectuur

Bij het nieuwe gebouw aan de Hoge Ham wordt aansluiting gevonden met het bestaande bebouwingslint. In het ontwerp van het gebouw komt herkenbaarheid uit het verleden terug door in de gevel een zogenaamde parcellering aan te brengen. Verder is het zo dat de gebouwhoogte en de gootlijnen overeenkomen met wat er in het momenteel geldende bestemmingsplan mogelijk is. Deze sluiten ook aan bij de bestaande karakteristieken van de Hoge Ham. Een goothoogte op ongeveer twee verdiepingen (circa 7/8 meter) met daarboven een schuin dakvlak dat goed zichtbaar is.

Het gebouw De Nijverheid dat aan de zijde van de Dr. Willem Dreeslaan staat, refereert weer meer aan de fabriekspanden die van oudsher achter de Hoge Ham gestaan hebben. Deze worden gekenmerkt door een onderscheid tussen de onderbouw en de bovenbouw. De onderbouw werd vaak gebruikt voor het laden en lossen en dat kun je enigszins terug zien in het gebouw dat is ontworpen. De onderzijde heeft een hele andere uitwerking dan de woonlagen die daarboven liggen. Verder is het zo dat het gebouw De Nijverheid verschillende gebouwhoogtes kent. Dat is ook een kenmerk van historisch gegroeide oude fabrieksgebouwen. Daarnaast voegt het gebouw zich qua bouwhoogte goed in de omgeving van de Dr. Willem Dreeslaan waar al meerdere appartementengebouwen met een vergelijkbare hoogte aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Het relevante regionale beleid is opgenomen in paragraaf 3.4. Tot slot wordt in paragraaf 3.5 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?

Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied van Dongen past binnen het rijksbeleid.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.

Toetsing

Op het plangebied zijn geen voorwaarden van toepassing op basis van het Barro.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6 lid 2 Bro)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Wel of geen stedelijke ontwikkeling

In het plangebied worden twintig appartementen en een commerciële plint gerealiseerd. De bestaande woning op de verdieping van het pand aan Hoge Ham 138 (Kruidengilde Beex) en de commerciële plint zijn conform het geldend bestemmingsplan reeds toegestaan. Daarom worden deze aspecten niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling.

Wat betreft woningen ligt de grens van een stedelijke ontwikkeling op circa 11 woningen. De beoogde realisatie van twintig nieuwe appartementen valt (gedeeltelijk) buiten het aangeduide bouwvlak met bijbehorende maatvoeringen. Tevens is geregeld dat het aantal woningen niet mag worden vermeerderd. De beoogde woningbouwontwikkeling is daarom in strijd met het bestemmingsplan en is er vanwege het beoogde aantal sprake van een stedelijke ontwikkeling conform artikel 3.1.6 Bro. Parkeerplaatsen worden niet gezien als stedelijke ontwikkeling.

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk gerealiseerd moeten worden binnen het 'bestaand stedelijk gebied'. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven.

Kwantitatieve behoefte

De relevante regio voor wonen is de subregio Dongen e.o. binnen de regio Midden Brabant (figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0023.png"

Figuur 3.1 Woonregio's (Bron: Brabantse Agenda Wonen)

In de Regionale Agenda Wonen (december 2016) zijn de ontwikkelingen op de woningmarkt in Noord-Brabant beschreven. Ook is de regionale plancapaciteit in beeld gebracht (figuur 3.2). Voor de regio Midden-Brabant ligt de indicatie voor toename in de woningvoorraad op 19.750 woningen in de periode 2017-2029.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0024.png"

Figuur 3.2 Indicatie van de toename van de woningvoorraad op regionaal niveau

(Bron: Provincie Noord-Brabant)

Ook voor specifiek de gemeente Dongen bestaat een indicatie voor de toename in de woningvoorraad. In figuur 3.3 is af te lezen dat de gemeente Dongen een woningbouwopgave heeft van ruim 1.010 woningen in de periode 2017-2029.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0025.png"

Figuur 3.3 Indicatie toename woningvoorraad per gemeente (Bron: Provincie Noord-Brabant)

De realisatie van twintig appartementen ligt binnen de benodigde capaciteit voor de korte en lange termijn voor de regio Midden-Brabant en de gemeente Dongen. Er is daarom behoefte aan nieuwe harde plancapaciteit.

Kwalitatieve behoefte

Uit de Brabantse Agenda Wonen 2017 blijkt dat de provincie in lijn met de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking ruim baan wil geven bij herontwikkeling. Plannen voor herbestemming van leegstaande gebouwen of plannen voor inbreiding krijgen voorrang op uitbreidingslocaties.

Gezien de demografische ontwikkelingen, sociaal-maatschappelijke trends en de veranderende woningmarktomstandigheden zal de realisatie van woonruimte in het middensegment op de woningmarkt – betaalbare koop en middeldure huur – extra inspanningen blijven vragen.

De kwalitatieve behoefte van het planvoornemen bestaat uit een verbetering van het woningaanbod en een verbetering van het aanzicht van de buurt. Bij het ontwerp is eveneens nadrukkelijk rekening gehouden met het verbeteren van de aanwezige steeg in het oosten van het plangebied. Door de kwaliteitsverbetering ontstaat meer verbinding tussen binnen en buiten en ontstaat een prettige en veilige steeg die uitnodigt om doorheen te lopen.

De nieuw te bouwen appartementen voldoen aan de eisen van de huidige tijd en sluiten aan bij de wensen en eisen van de te huisvesten brede doelgroep. De doelgroep die de initiatiefnemer voor ogen heeft is namelijk iedereen die in het centrum van Dongen wil wonen. Bovendien wordt de toegang tot de buurt en het achterterrein verbeterd en benadrukt. Tot slot is het bouwplan gelegen in bestaand stedelijk, of stedelijk concentratiegebied, waarmee het planvoornemen voldoet aan het voornemen voor verdere verstedelijking hiervan.

3.2.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het Rijksbeleid.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing

Stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Herbestemmen wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren. De beoogde ontwikkeling draagt hieraan bij.

3.3.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 1 januari 2022 treedt de Omgevingswet naar verwachting in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de Omgevingsvisie Nood-Brabant. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.


In hoofdstuk 3 van de omgevingsverordening zijn zogenaamde instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.


Het volgende artikel is relevant voor de beoogde ontwikkeling.

Artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen 'stedelijk gebied' en bevat een onderbouwing dat:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Toetsing

Het 'stedelijk gebied' zoals gehanteerd door de provincie bestaat uit het 'stedelijk concentratiegebied' en de 'kernen in landelijk gebied'. Het plangebied ligt binnen het 'stedelijk concentratiegebied' zoals gehanteerd binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (figuur 3.4). Binnen deze gebieden kan worden voorzien in de ruimte voor wonen, werken en andere voorzieningen om zo de verstedelijking zo veel mogelijk te bundelen. Binnen het stedelijk gebied liggen verschillende mogelijkheden voor inbreiding, herstructurering en intensief, meervoudig ruimtegebruik. Voor de toets aan de regionale afspraken zoals genoemd in artikel 3.42 wordt verwezen naar paragraaf 3.2.3.

De ontwikkeling kan daarnaast ook gezien worden als duurzame stedelijke ontwikkeling. Het terrein wat in gebruik was en bestemd is voor centrumactiviteiten wordt herontwikkeld tot een woongebied waarbij nieuwe, duurzame en gasloze, bebouwing wordt gerealiseerd. De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen.

De openbare ruimte is zodanig ontworpen, dat deze levensloopbestendig wordt uitgevoerd. Verder zullen maatregelen getroffen worden ten behoeve van de benodigde watercompensatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0026.png"

Figuur 3.4 Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Bron: Provincie Noord-Brabant)

De provincie wil dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de plek. Door bij stedelijke ontwikkelingen uit te gaan van het verschil in omvang en karakter van de verschillende kernen, wordt het contrast tussen stad en dorp behouden. Dit versterkt de identiteit en aantrekkelijkheid van kernen en hun relatie met het omliggende landschap.

In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied. De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het

principe van 'migratiesaldo-nul'.

3.3.3 Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Dongen 2020

Het plangebied aan 138, 140 en 142 te Dongen is op de structuurvisiekaart (3.5) aangewezen als 'bestaand bebouwd gebied'. Verder ligt de locatie binnen 'Kwaliteit II' van het versterken van het karakter van bebouwingslinten binnen het aspect cultuurhistorie. Qua ruimtelijke structuur heeft de gemeente deze zone ook aangeduid als 'versterken centrumgebied'. Daarnaast staat het beheer en onderhoud van bestaande woongebieden hoog in het vaandel. Leefbaarheid en beleefbaarheid worden gezien als belangrijke aandachtspunten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0027.png"

Figuur 3.5 Uitsnede structuurvisiekaart gemeente Dongen (Bron: Gemeente Dongen)

De cultuurhistorische bebouwingslinten hebben een zeer hoge waardering gekregen. Het bebouwingsbeeld van de Hoge Ham bestaat overwegend uit vrijstaande, een- en tweelaagse bebouwing, met de nokrichting parallel aan de straat en een eenvormige rooilijn. De bebouwingslinten en ontginningsassen zijn bepalend voor de ruimtelijke structuur van de gemeente en dienen als zodanig behouden te blijven.

Wat betreft de cultuurhistorische waarde van de bebouwingslinten in de gemeente wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën: kwaliteit zeer hoog, hoog en redelijk hoog. Behoud en versterking van deze kwaliteiten is van groot belang. Belangrijkste ruimtelijk en functionele kenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van de linten zijn het kenmerkende gedifferentieerde bebouwingspatroon met karakteristieke (historische) bebouwing, variatie in functies en gebruik en beeldbepalende groenelementen van (open) particuliere kavels en erven en structuren in de openbare ruimte. Ontwikkelingen met betrekking tot functieveranderingen en nieuwe bebouwingselementen kunnen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de bebouwingslinten onder druk zetten. Nieuwe ontwikkelingen zullen daarom te allen tijde binnen de kleinschalige context van de linten moeten worden bezien. Grootschalige ontwikkelingen zoals glastuinbouw passen daar bijvoorbeeld niet bij. De welstandsnota, waarin de waarden van de bebouwingslinten zijn beschreven en waarin gebiedsgerichte welstandscriteria voor de bebouwingslinten zijn gegeven, vormt hiervoor samen met groenstructuurplannen het toetsingskader.

Binnen de Structuurvisie wordt eveneens ingespeeld op het versterken van het centrumgebied. Op dit thema wordt met het beoogde initiatief nadrukkelijk op ingespeeld. Het verbeteren van de stedenbouwkundige kwaliteit van het centrumgebied is van groot belang voor het functioneren van het centrumgebied als geheel. Doel is het creëren van een heldere ruimtelijke structuur, het vergroten van de samenhang tussen de verschillende deelgebieden en het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van de afzonderlijke deelgebieden. Aandachtspunten zijn de zonering van de centrumfuncties, de relatie met parkeervoorzieningen en de kwaliteit van de openbare ruimte.

3.4.2 Welstandsnota Gemeente Dongen (2008)

De bebouwde omgeving bestaat uit verschillende woon- en werkgebieden zoals: historische dorpscentra, individuele woningen en kleinschalige woningbouwprojecten van voor de tweede wereldoorlog, naoorlogse woonwijken en bedrijventerreinen. Voor de gebiedsgerichte criteria is Dongen onderverdeeld in de deelgebieden (figuur 3.6):

• Historische lintbebouwing;

• Dorpswonen;

• Woongebieden;

• Bedrijventerreinen.

Het plangebied bevindt zich in het deelgebied 'historische lintbebouwing'. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0028.png"

Figuur 3.6 Deelgebieden Dongen met aanduiding plangebied in geel (Bron: Gemeente Dongen)

Historische lintbebouwing

De kern Dongen is ontstaan als een agrarische nederzetting. Het dorp ontwikkelde zich in aansluiting op het oorspronkelijke bebouwingslint van de Lage Ham – Hoge Ham - Eindsestraat en de bebouwing in de omgeving van de Protestantse Kerk aan de Kerkstraat. Langs de oudere hoofdwegen en uitvalswegen zijn in de loop der tijd bebouwingslinten ontstaan. Veel van deze bebouwingslinten is bewaard gebleven. De linten vormen een driehoekige structuur waarbinnen het centrum is gegroeid en waar omheen de latere woonwijken zijn gerealiseerd. Vanwege het historische belang dat de Donge en het beekdal van de Donge hebben gehad voor het ontstaan en de ontwikkeling van Dongen wordt ook dit gebied bij de historische laag gerekend.

Hoge Ham centrum (tussen Gasthuisstraat en Kanaalstraat)

Het plangebied bevindt zich aan het gedeelte van de Hoge Ham tussen de Gasthuisstraat en de Kanaalstraat. Het beleid dat hier wordt gevoerd is enerzijds gericht op het behouden en versterken van diversiteit in bebouwing en uiterlijk en anderzijds op het aanmoedigen van contrasten. Hier zal in het plan rekening mee gehouden moeten worden.

Bebouwing en omgeving

Hoge Ham centrum is onderdeel van een lange, oorspronkelijk agrarische, ontginningsas waaraan Dongen is ontstaan. De Hoge Ham kenmerkt zich door een historische lintbebouwing met grote formele panden gemengd met panden van recentere datum (na de oorlog tot nu). Het historische bebouwingspatroon heeft een grillig, informeel rooilijn verloop. Karakteristiek is de variatie in ruimtes tussen- en achter de panden, die voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Aan de Hoge Ham zijn in de tijd steeds meer voorzieningen gevestigd waardoor het lint het centrum van Dongen is geworden. Naast de winkels, horeca, banken en kleinschalige bedrijvigheid aan het lint bevinden zich achter het Lint verschillende supermarkten en zelfs een winkelplein (het Looiersplein). De grootste concentratie van centrumvoorzieningen ligt tussen de Geer en het Looiersplein. Aan de zuidkant van de Hoge Ham zijn de tussenruimtes ter hoogte van de Laurentiuskerk en het park zeer ruim.

Massa en vorm

Beeldbepalend zijn de grote, formele panden uit verschillende perioden en bouwstijlen. Over het algemeen bestaan deze uit één of twee lagen met kap. De kapvormen kennen veel variatie: zadeldaken, wolfsdaken, schilddaken en mansardedaken in langs- en haaksrichting. De verdiepinghoogte en nokhoogte van de panden zijn vrij hoog. Een aantal van de grotere panden heeft meer ruimte om zich heen. Bij de aaneengesloten bebouwing zijn de individuele panden duidelijk herkenbaar door bouwstijl, bouwhoogte, gevelindeling, materiaalgebruik en verspringingen in de rooilijn. De nieuwere bebouwing wordt gekenmerkt door een strakkere sobere uitstraling. Meestal bestaan ze uit twee of drie lagen zonder kap. Door het formaat en de gevelindeling hebben deze panden een meer horizontale geleding. Dit past minder goed bij de verticale geleding en ritmiek van de historische lintbebouwing. Een aantal nieuwe invullingen grijpt duidelijk terug op de vormentaal van de historische bebouwing, daarnaast komen modernere architectuurstijlen voor.

Detaillering, kleur en materiaal

In het bebouwingslint staan veel panden met oude, originele gevels en detaillering. Bijvoorbeeld speklagen, lateien, daklijsten, diepe neggen, luiken, etc. Zowel bij de oude als nieuwe bebouwing komen naast baksteen andere gevelmaterialen voor, zoals stucwerk en hout.

3.4.3 Woningbouwplanning

De gemeente beschikt over een door de provincie goedgekeurd woningbouwprogramma, dat in de periode 2016-2025 voorziet in de bouw van in totaal 1.100 woningen.

3.4.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling valt binnen het bestaand bebouwd gebied. Ook valt het plangebied binnen een cultuurhistorische kwaliteitzone volgens de gemeentelijke structuurvisie. Deze vormt een beeldbepalend, markant element binnen het bebouwingslint. Door middel van rooilijnen, materialisering en positionering van de bebouwing wordt aangesloten bij het straatbeeld en de historische elementen uit de omgeving. De voorgenomen ontwikkeling past daarom binnen de kaders van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.2.1 Normstelling en beleid

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

4.2.2 Toetsing en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van twintig appartementen en een commerciële plint. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenoemde 'aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling', welke als bijlage 3 is opgenomen bij voorliggend bestemmingsplan. Het bevoegd gezag neemt op basis hiervan een m.e.r.-beoordelingsbeslissing.

4.3 Verkeer en parkeren

4.3.1 Normstelling en beleid

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen uit het 'Parapluplan Parkeren Dongen'. Conform dit beleid wordt de bovenkant van de bandbreedte aangehouden. Voor het juiste kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in het centrum aangehouden, de gemeente heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.

4.3.2 Toetsing

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

De bereikbaarheid van het plangebied per gemotoriseerd verkeer is goed. Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Hoge Ham. De Hoge Ham is een erftoegangsweg (maximum snelheid: 30 km/u), ter hoogte van het plangebied is de winkelstraat een eenrichtingsweg in noordwestelijke richting. In noordwestelijke richting sluit de Hoge Ham aan op de Dr. Willem Dreeslaan en vervolgens op het Looiershof, Wilhelminaplein en de Tramstraat. Binnen circa 10 minuten kan zo de N260 worden bereikt (provinciale weg die de plaatsen Tilburg, Gilze, Alphen, Baarle-Hertog en Baarle-Nassau met elkaar verbindt).

Openbaar vervoer

Aan de Minister Goselinglaan, op circa 4 minuten loopafstand van het plangebied, ligt een bushalte waar bussen in de richtingen van Rijen, Tilburg, Oosterhout, Breda en Waalwijk halteren. Ook de bereikbaarheid van het plangebied per OV is dus goed.

Langzaam verkeer

Tot slot is ook de bereikbaarheid per langzaam verkeer goed te noemen. Op de Hoge Ham maken fietsers gebruik van fietsstroken aan weerszijden van de weg en is een trottoir voor voetgangers aanwezig.

Parkeren

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte van het totale plan verandert alleen vanwege de realisatie van de woningen. De commerciële plint neemt qua vierkante meters af en de functie en genereert daardoor geen hogere parkeereis. Bij het bepalen van de parkeerbehoefte dient voldaan te worden aan de gemeentelijke parkeernormen uit het 'Parapluplan Parkeren Dongen'. De planontwikkeling is gelegen in gebied “Centrum”. Conform het plan zullen er 20 appartementen worden gerealiseerd. Ten behoeve van een robuuste onderbouwing wordt uitgegaan van de categorie met de hoogste parkeernorm. In dat geval dient de parkeernorm 'Wonen, koop, etage, duur' aangehouden te worden, waarbij de maximale parkeernorm wordt aangehouden. Deze bedraagt 2,0 parkeerplaatsen per woning, waarin ook het bezoekersparkeren (te weten 0,3 parkeerplaatsen per woning) is opgenomen. Voor de realisatie van 20 appartementen komt de totale parkeerbehoefte daarmee op 40 parkeerplaatsen. Van de 40 te realiseren parkeerplaatsen zijn 12 parkeerplaatsen bestemd voor het bezoekersparkeren. Alle te realiseren parkeerplaatsen worden openbaar. Onder het kopje 'Parkeeraanbod' wordt hier nader op ingegaan.

Parkeeraanbod

Als gevolg van de planontwikkeling zullen de 6 openbare parkeerplaatsen komen te vervallen. In totaal worden er in het plan 52 parkeerplaatsen aangelegd. Rekening houdend met de parkeereis van 40 parkeerplaatsen die de planontwikkeling genereert en het feit dat er 6 openbare parkeerplaatsen komen te vervallen zullen straks 46 van de 52 parkeerplaatsen worden gebruikt als gevolg van de ontwikkeling. Het openbare parkeerterrein wordt aangelegd in overleg met de gemeente en na oplevering overgedragen aan de gemeente Dongen. De toekomstige parkeersituatie met de bijbehorende aantallen is weergegeven in figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0029.png"

Figuur 4.1 Toekomstige parkeersituatie (Bron: Cier Architecten, 2020)

Verkeersgeneratie & verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie is berekend met kencijfers van het CROW (publicatie 381). In de huidige situatie bestaat het plangebied uit het pand van Kruidengilde Beex, het winkelpand van Scapino, het oude postkantoor en bijbehorende achterterreinen. Vanwege de bestaande functies heeft het plangebied al een verkeersaantrekkende werking. In de beoogde situatie komt hier het verkeer bij dat wordt veroorzaakt door de woningbouwontwikkeling. De verkeersgeneratie wordt berekend voor het beoogde programma van twintig appartementen van het woningtype 'koop, appartement, duur' (CROW publicatie 381). Per woning geldt voor deze woningtypen een worst-case verkeersgeneratie van 7,2 mvt/etmaal.

Voor het woonprogramma van totaal twintig woningen betekent dit een verkeersgeneratie van 144 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Omrekening naar een gemiddelde werkdag vindt plaats met de standaard factor 1,11 voor woonfuncties. Op een gemiddelde werkdag genereert de ontwikkeling daarmee 160 mvt/etmaal. Om de verkeersafwikkeling te beoordelen is de afwikkeling in een spitsuur maatgevend, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld in een spitsuur. In een gemiddeld spitsuur betekent dit een verkeersgeneratie van 16 mvt. Deze verkeerstoename is dusdanig beperkt dat het zal opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer.

4.3.3 Conclusie

Kijkend naar de huidige inrichting van de omliggende verkeersstructuur waarop het plangebied wordt ontsloten en de verwachte verkeersintensiteiten van het plan, kan gesteld worden dat de verkeersgeneratie van het plan zonder problemen kan worden afgewikkeld. Verder worden er ruim voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd die qua parkeernormering voldoen aan het parkeernormenbeleid van de gemeente. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

4.4.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Onderscheid wordt gemaakt in afstandstappen van 0, 10, 30, 50, 100, 200, etc. meter.

Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

4.4.2 Toetsing en conclusie

Het plangebied kan aangemerkt worden als een gemengd gebied. Het plangebied ligt immers in het centrum van Dongen, op korte afstand van diverse bedrijfsmatige functies, (lichte) horecabedrijven, kantoren en winkels. Op de verdiepingen bevindt zich vaak een woonfunctie. Hierdoor worden de bedrijven al beperkt in hun bedrijfsvoering en is wonen in het kader van milieuzonering al mogelijk. Het parkeren bij de genoemde functies vindt plaats op het achterterrein (Dr. Willem Dreeslaan, Looiershof en Wilhelminaplein). Voor detailhandel en kantoren geldt een richtafstand van 0 meter ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Dit heeft te maken met de gewenste functiemenging in het centrum. De specifieke activiteiten die zijn toegestaan binnen het plangebied zelf en de omgeving zijn opgenomen in de regels en bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' en Staat van Horeca-activiteiten. Een toelichting op deze Staten is weergegeven in bijlage 1 en 2 van voorliggend bestemmingsplan. Vanzelfsprekend wordt aan de richtafstand van 0 meter voldaan. Van geluidsoverlast door rijdende auto's en dichtslaande autoportieren is naar verwachting geen sprake.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een laad- en losplaats van de (voormalige) supermarkt Emté. De bedrijfsactiviteiten van deze supermarkt zijn beëindigd waardoor ook de laad- en losplaats is komen te vervallen. In het bedrijfspand van de voormalige supermarkt zijn inmiddels vier kleinere retailers gevestigd. Gezien de beperkte omvang van deze retailers zal de bevoorrading een stuk minder intensief worden dan het geval was. De verkeersintensiteit zal afnemen ten opzichte van de voorgaande situatie.

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de te realiseren woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Tevens wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en omliggende functies geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

4.5.1 Archeologie

Normstelling en beleid

Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)

De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgelegd op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.

De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder andere het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.

Erfgoedverordening gemeente Dongen 2016

De erfgoedverordening is op 13 oktober 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn verstoringen uitgezonderd in een gebied:

  • met een lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50.000 m2;
  • met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2;
  • waarvoor in het bestemmingsplan reeds bepalingen zijn opgenomen voor archeologische monumentenzorg.

Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Toetsing

In juni 2020 heeft Antea Group een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied 'Hoge Ham 138-142' te Dongen. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 4 en heeft bestaan uit een archeologisch bureauonderzoek en vervolgens uit een verkennend archeologisch booronderzoek. De aanleiding is de herontwikkeling van het plangebied met sloop van de bestaande panden Hoge Ham 140-142 en vervolgens nieuwbouw ter plaatse.

Het plangebied valt binnen het vigerende bestemmingsplan 'Centrum', waarvoor een dubbelbestemming waarde – archeologie is opgenomen. Bij deze dubbelstemming is archeologisch onderzoek noodzakelijk indien bodemingrepen een oppervlakte groter dan 100m² beslaan en die de bodem dieper dan 0,5m –mv verstoren.

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Dongen ligt het plangebied grotendeels binnen een gebied met een middelhoge archeologische verwachting (figuur 4.2). De zone aan de Hoge Ham heeft een hoge archeologische verwachting. Deze hoge verwachting hangt samen met het historische karakter van deze straat. De middelhoge verwachting hangt samen met de mogelijke aanwezigheid van hoge zwarte enkeerdgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0030.png"

Figuur 4.2 Uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Dongen

(Bron: Gemeente Dongen, 2014)

De geplande bodemingrepen zullen deze vrijstellingsgrenzen overschrijden vanaf de ondergrondse sloop en de daarop volgende nieuwbouw. Dit onderzoek is uitgevoerd conform BRL 4000, protocol 4002 en 4003 met daarin besloten de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.1. Voor het KNA-protocol 4003 (inventariserend veldonderzoek) is Antea Group gecertificeerd conform de SIKB-BRL 4000 (Beoordelingsrichtlijn voor archeologie).

Bureauonderzoek

Het plangebied is gelegen in een gebied met dekzandruggen waardoor in theorie archeologische resten vanaf het laat paleolithicum tot nieuwe tijd aangetroffen kunnen worden. De verwachting voor de prehistorie en Romeinse tijd is middelhoog voor middeleeuwen en Nieuwe tijd hoog. Door de ligging van het plangebied in of aan de rand van een turfwinnings- en agrarisch gebied, is het mogelijk dat eventueel aanwezige archeologische waarden door turfsteken, ontginnen en ploegen (deels) verstoord zijn geraakt.

Op basis van enkel een archeologisch bureauonderzoek is het echter niet mogelijk uitspraken te doen over de (mate van) te verwachten verstoring. Omdat er binnen het plangebied een middelhoge kans is op het aantreffen van archeologische resten, is er binnen het plangebied een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen, verkennende fase, uitgevoerd.

Inventariserend veldonderzoek

Op basis van het uitgevoerde verkennende booronderzoek kan geconcludeerd worden dat het bodemprofiel in het plangebied in het (recente) verleden verstoord is geraakt. Er zijn dan ook geen aanwijzingen voor een intact archeologisch sporenniveau, uitgezonderd de directe omgeving van boring 1. De aanwezigheid van puin uit de tweede helft van de 20e eeuw in boring 3 maakt het waarschijnlijk dat ook onder de huidige bebouwing de bodem verstoord is door de sloop van de eerdere bebouwing en de fundering van de huidige. De spoor dragende oorspronkelijk top van de C-Horizont lijkt reeds verloren te zijn gegaan bij eerdere sloop en bouwwerkzaamheden waaronder de bouw van de bestaande panden. De kans op het aantreffen van intacte archeologische resten wordt dan ook als laag ingeschat.

Het advies luidt dan ook om geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Bovenstaande is een (selectie)advies. Het nemen van een selectiebesluit is voorbehouden aan de bevoegde overheid, in deze de gemeente Dongen. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Een vondstmelding bij de provinciaal archeoloog kan ook.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het archeologisch onderzoek geeft aanleiding om de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 1' te laten vervallen.

4.5.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)

De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgesteld op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.

De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder ander het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.

Cultuurhistorische waardenkaart (CHW)

De 'Cultuurhistorische waardenkaart' (vastgesteld 26 september 2006) van de provincie Noord-Brabant vormt het kader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid met behulp waarvan dat beleid getoetst en ontwikkeld kan worden. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).

De Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie is in de gemeente doorvertaald naar de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen (vastgesteld op 15 januari 2014).

Toetsing

In figuur 4.3 is het plangebied weergegeven in de uitsnede van de Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen. Uit deze waardenkaart blijkt dat het plangebied zich kenmerkt door de historische dorpsstructuur/lintbebouwing (gebiedstype 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0031.png"

Figuur 4.3 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Dongen met aanduiding plangebied

(Bron: Gemeente Dongen, 2014)

In dit gebied gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing met eventueel het aanwezige groen en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn reeds beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst van identiteitsbepalende objecten.

In de directe omgeving van het plangebied aan de Hoge Ham liggen volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen verschillende cultuurhistorische aanduidingen. Bij het ontwerp en de realisatie van de nieuwe woningen zullen historische lijnelementen behouden moeten blijven en de omliggende bebouwing niet worden aangetast. Er zal op een acceptabele manier rekening gehouden moeten worden met omliggende cultuurhistorische waarden.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het aspect cultuurhistorie.

4.6 Geluid

4.6.1 Normstelling en beleid (algemeen)

De Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit vormen het wettelijk kader voor de beoordeling van geluid voor wegen, windturbines en bedrijven. In de Wet geluidhinder zijn normen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai (industrieterreinen) opgenomen. In het Activiteitenbesluit zijn normen voor individuele inrichtingen en windturbines opgenomen. Daarnaast heeft de gemeente nog beleid ten aanzien van evenementen.

4.6.2 Wegverkeerslawaai

Normstelling en beleid

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning).

Aftrek ex artikel 110g Wgh

De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een aftrek van 5 dB.

Onderzoek

In het huidige plan zal de winkel- en woonruimte aan Hoge Ham 138 blijven bestaan. De gebouwen Hoge Ham 140 en Hoge Ham 142 zullen worden gesloopt en plaats maken voor nieuwbouw. Het nieuwbouwpan bestaat uit de realisatie van twee gebouwen. Op de plek van de bestaande bebouwing aan de zijde van de Hoge Ham wordt het gebouw 'De Post' gerealiseerd met een commerciële plint en wonen op de verdiepingen. Op de eerste en tweede verdieping met in totaal 6 appartementen. De nieuwbouw 'De Nijverheid' is gelegen aan de zijde van de Dr. Willem Dreeslaan en bestaat uit 12 appartementen en 2 penthouses.

Als gevolg van het wegverkeer op de Hoge Ham en de Dr. Willem Dreeslaan wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden. De hoogst berekende waarde ten gevolge van de Hoge Ham bedraagt 55 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh. De hoogst berekende waarde ten gevolge van de Dr. Willem Dreeslaan bedraagt 49 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh. Het totale onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 5.

Maatregelen

Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren ten gevolge van de Hoge Ham en de Dr. Willem Dreeslaan zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzocht. Het toepassen van bron- en overdrachtsmaatregelen is niet doeltreffend of redelijkerwijs niet mogelijk vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, financiële of praktische aard. Aangezien de richtwaarde slechts bij een beperkt aantal appartementen wordt overschreden en de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet wordt overschreden, heerst in het plangebied een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Aanbevolen wordt bij het dimensioneren van de gevels, rekening te houden met de geluidbelasting van de omliggende wegen zonder aftrek, teneinde een binnenwaarde van 33 dB te waarborgen. Het vaststellen van hogere waarden is niet noodzakelijk, aangezien er sprake is van 30 km/h gebieden.

4.6.3 Industrielawaai

Het plangebied ligt buiten de richtafstanden van bedrijven in de omgeving en er ligt geen gezoneerd industrieterrein of windturbine in de buurt. De geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit zullen niet worden overschreden. Industrielawaai vormt geen belemmering voor het plan.

4.6.4 Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van een spoorweg. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het plan.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • Bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

4.7.2 Toetsing

De professionele risicokaart is weergegeven in figuur 4.4. Hieruit blijkt dat in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen gelegen zijn met externe werking op het plangebied aan de Hoge Ham 138 - 142 te Dongen. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water of het spoor. Op een afstand van circa 1,15 kilometer bevindt zich een buisleidingenstrook. Het grootste invloedsgebied hiervan bedraagt 240 meter en reikt niet tot aan het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0032.png"

Figuur 4.4 Risicokaart (Bron: Risicokaart.nl)

4.7.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij een ruimtelijke ontwikkeling uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

4.8.2 Toetsing en conclusie

De initiatiefnemer wenst aan de Hoge Ham 138 - 142 twintig appartementen en een commerciële plint te realiseren. De commerciële plint is reeds toegestaan in het geldend bestemmingsplan. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De Hoge Ham is de maatgevende weg. Uit de NSL-monitoringstool (figuur 4.5) blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0033.png"

Figuur 4.5 Meetpunt NSL-monitoringstool ten opzichte van het plangebied (Bron: NSL-monitoringstool)

4.9 Kabels en leidingen

4.9.1 Normstelling en beleid

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

4.9.2 Toetsing en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Bodem

4.10.1 Normstelling en beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.10.2 Toetsing

In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Hierna is volstaan met een beknopte samenvatting.

Het veldwerk is uitgevoerd in mei en juni 2020. Bij de uitgevoerde grondboringen zijn op basis van zintuiglijke beoordeling ter plaatse van boring 05 (nabij ondergrondse tank Hoge Ham 138) in het traject 5 - 30 cm-mv sporen baksteen aangetroffen. Ter plaatse van boring 06 (inpandig in het magazijn van Hoge Ham 140) zijn in het traject 30 -70 cm-mv matige bijmengingen met baksteen en zwakke bijmengingen met kolengruis aangetroffen. Deze boring is op 70 cm-mv gestaakt op baksteen. Bij boring 08, geplaatst in het buitenterrein van nummer 140 aan de zuidzijde, zijn in het traject 30 . 150 cm-mv sporen kolen aangetroffen. Ter plaatse van boring 10 (buitenterrein achter Hoge Ham 142) zijn in het traject 30 . 80 cm-mv matige bijmengingen met baksteen en zwakke bijmengingen met beton aangetroffen. Het traject van 80 . 120 cm-mv bevat zwakke bijmengingen met baksteen. Boring 11, welke inpandig kon worden geplaatst aan de Hoge Ham 142, stuitte op een kruipruimte tot 85 cm-mv. Ter plaatse van boringen 12 en 13, buitenterrein Hoge Ham 142, zijn in het traject 30 - 60 cm-mv sporen baksteen aangetroffen. De aangetroffen eenduidige en onderscheidbare bijmengingen worden niet aangemerkt als asbestverdacht.

Wet bodembescherming

Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond met bijmengingen licht verontreinigd is met lood en PAK. De ondergrond is niet verontreinigd. Het grondwater is plaatselijk (nabij Hoge Ham 134) licht verontreinigd met tetrachlooretheen. Voor het overige is het grondwater niet verontreinigd.

Besluit bodemkwaliteit

Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond met bijmengingen voldoet aan de klasse industrie bij toepassing van de bodem. De ondergrond voldoet aan klasse achtergrondwaarde. Voor een formeel oordeel van de toepassingsmogelijkheden van de vrijkomende grond (hergebruik) dient voldaan te worden aan hetgeen wat beschreven staat in de Regeling en het Besluit bodemkwaliteit (aanwezigheid bodemfunctiekaart en/of AP04 + PFAS onderzoek). Vooralsnog dienen voor de overtollige grond, afkomstig van de onderzoekslocatie, de eisen van het binnen de gemeente van toepassing zijnde beleid in acht genomen te worden.

Toetsing hypothese

Gezien de verkregen resultaten van het onderzoek dient de gestelde hypothese "niet verdachte locatie" verworpen te worden.

Algemeen

Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat binnen de huidige functieklasse geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

4.10.3 Conclusie en advies

De verkregen resultaten vormen geen bezwaar de bouwplannen ter plaatse uit te voeren. Aangezien inpandig onderzoek beperkt mogelijk bleek tijdens onderhavig onderzoek kan niet worden uitgesloten dat na sloop van de thans aanwezige bebouwing een aanvullend onderzoek nodig wordt geacht. Bij de sloopt dient voorkomen te worden dat eventuele aanwezige asbesthoudende materialen in de bodem terecht kunnen komen.

Verder dient rekening gehouden te worden met het feit dat de te ontwikkelen locatie binnen de contouren van een gebied met gebiedsgericht grondwaterbeheer ligt. Aangezien er in het kader van onderhavig bouwproject geen saneringsmaatregelen zijn voorzien voor deze VOCl-verontreiniging dient te allen tijde te worden voorkomen dat de verontreiniging wordt verspreid dan wel verplaatst als gevolg van de ingrepen in de bodem ten behoeve van dit bouwplan. Geadviseerd wordt dan ook de ingrepen in de bodem (o.a. plaatsen van boor-/schroefpalen, bemaling e.d.) en bijbehorende risicofs met betrekking tot de verontreiniging in beeld te brengen en op basis hiervan een bewakingsplan op te stellen. In dit plan dienen de maatregelen ter voorkoming van beinvloeding van de grondwaterverontreiniging te worden opgenomen. Het plan dient, ter goedkeuring, voorgelegd te worden aan het bevoegd gezag Wbb.

4.11 Water

4.11.1 Normstelling en beleid

Waterbeheer en watertoets

Voor alle ruimtelijke plannen zal een watertoets moeten worden uitgevoerd. In deze watertoets wordt aangegeven hoe in het betreffende plan met water wordt omgegaan. Daarbij wordt allereerst sterk ingezet op preventie van verontreiniging en nuttig hergebruik van water op lokaal niveau. Daarnaast is voor de retentiebehoefte de voorkeurvolgorde infiltreren, retentie binnen het plangebied, retentie buiten het plangebied of berging in bestaand watersysteem. Bij de berekening van de retentie wordt tabel 4.2 van deze paragraaf gehanteerd. Aspecten als oppervlaktewater, grondwater, hemelwater, afvalwater, waterkwaliteit en -kwantiteit, omgevingsfactoren en waterberging komen hierin aan de orde. Met de watertoets wordt de waterbeheerder tijdig betrokken in het ontwerpproces. Opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021

Waterschapsbeleid

Het waterschap Brabantse Delta is onder andere verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Dongen. Het gaat hierbij om de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van het waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij (nieuwe) ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.

Gemeentelijk beleid

Het verbreed GRP Dongen geeft het beleid van de gemeente Dongen weer op het gebied van rioleringszorg (afvalwater en hemelwater) en haar gemeentelijke zorgtaken ten aanzien van grondwater. In het plan komt ook het stedelijke oppervlaktewater aan de orde, omdat hemelwater, grondwater en zelfs afvalwater relaties hebben met het oppervlaktewater. De zorgplichten zijn zodanig geformuleerd dat iedere gemeente een zekere mate van beleidsvrijheid houdt om een eigen invulling te kiezen voor de lokale situatie. Dit verbreed GRP Dongen geldt voor de periode 2016 tot en met 2020.

4.11.2 Toetsing

Huidige situatie 

Het plangebied omvat het terrein gelegen aan de Hoge Ham 138 - 142 in Dongen. Het gebied is in de huidige situatie zo goed als volledig verhard. In deze situatie gaan we uit van 90%. Er zijn geen waterlichamen in de omgeving van het plangebied gelegen.

Bodem en grondwater

Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Dongen ligt, is het plangebied op de Bodemkaart van Nederland niet gekarteerd. In de directe omgeving van de kern van Dongen zijn hoofdzakelijk zandgronden aanwezig. In de omgeving van de kern van Dongen zijn verschillende grondwatertrappen aanwezig. Ten noorden is er sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde laagste grondwaterstand schommelt tussen 40 en 80 meter onder maaiveld en dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op 120  m onder maaiveld ligt. De kaart is weergegeven in figuur 4.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0034.png"

Figuur 4.6 Grondwaterstanden omgeving kern Dongen (Bron: Bodemkaart van Nederland, 2018)

Waterkwantiteit

Op alle watergangen en sloten die zijn opgenomen in de legger, is de keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent voor de verschillende watergangen het volgende:

  • a. waterlopen categorie A: voor deze watergangen geldt dat het waterschap tot 5 m vanaf beide insteken van de watergang randvoorwaarden stelt aan de inrichting om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden;
  • b. waterlopen categorie B: de eigenaren van gronden langs deze watergangen moeten de sloten eenmaal per jaar – in het najaar – schoonmaken. Het waterschap controleert of de sloten goed schoon zijn (= schouwen);
  • c. voor ingrepen die binnen 5 m vanaf de insteek van waterlopen categorie A plaatsvinden, dient een ontheffing van de keur te worden aangevraagd.

Dit geldt ook voor ingrepen in de waterlopen categorie B en overige watergangen en sloten, zoals het verleggen en dempen van watergangen en het aanbrengen van duikers in watergangen.

Op basis van bovenstaande afstanden kan gesteld worden dat in of nabij geen watergangen gelegen zijn.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen en in de directe omgeving van de gemeente Dongen zijn geen waterkeringen gelegen. Het projectgebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het projectgebied is in de huidige situatie aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De Bunte Vastgoed Zuid B.V. is voornemens het plangebied aan Hoge Ham 138, 140 en 142 te Dongen te herontwikkelen ten behoeve van twintig appartementen en een commerciële plint. Het plangebied betreft de kadastrale percelen 1424, 1430 en 1429 en bestaat momenteel uit het pand van Kruidengilde Beex, het winkelpand van Scapino, het oude postkantoor en bijbehorende achterterreinen.

Waterkwantiteit

Alle nieuwbouw- en herstructureringsprojecten binnen de gemeente Dongen worden in principe waterneutraal uitgevoerd, waarbij getracht wordt te voorkomen dat er negatieve effecten op grond- en oppervlaktewater optreden. Hierbij wordt uitgegaan van een bui t=100 dat overeenkomt met een retentie van 78 mm. Verhard oppervlak wordt in principe niet aangesloten op de riolering. Het hemelwater wordt bij voorkeur bovengronds geborgen en vervolgens geïnfiltreerd. In een rioleringsplan (of waterparagraaf) zal worden nagegaan waar hemelwater kan worden ingezet voor de lokale waterhuishouding of voor infiltratie en aan welke eisen daarbij moet worden voldaan. Het hemelwater dat niet aan deze criteria voldoet, zal worden ingezameld en afgevoerd naar de RWZI.

Situatie   Bergingseis  
Bestaande bebouwing   geen aanvullende retentie van hemelwater  
Verbouwing zonder vergroting van verhard oppervlak   retentie van 7mm hemelwater, van toepassing op het gehele verhard oppervlak  
Verbouwing met vergroting van verhard oppervlak   retentie van 78mm hemelwater, enkel van toepassing op het extra verhard oppervlak, bestaande verhard oppervlak 7 mm  
Nieuwbouw   retentie van 78mm hemelwater, van toepassing op het verharde oppervlak (tuin 80%)  

Tabel 4.2 Bergingseisen vanuit de gemeente Dongen

De gemeente Dongen heeft strengere bergingseisen dan het waterschap Brabantse Delta. Deze eisen zijn gevisualiseerd in figuur 4.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0035.png"

Figuur 4.7 Visualisatie bergingseisen gemeente Dongen

(Bron: Gemeente Dongen)

Voor voorliggende situatie gaan we ervan uit dat het verhard oppervlak in worstcasescenario van 90% in de huidige situatie naar 100% in de toekomstige situatie. Daarmee neemt het totale oppervlak aan verharding toe van 2.328 m2 naar 2.587 m2. De toename van het verhard oppervlak bedraagt hiermee circa 259 m2.

Op basis van de normen van de gemeente Dongen dient rekening te worden gehouden met 16,3 m3 (2328 x 0,007) compensatie voor de bestaande verharding en 20,2 m3 (259 x 0,078) compensatie voor de nieuwe verharding. De totale watercompensatie voor het plangebied aan de Hoge Ham bedraagt circa 36,5 m3.

Conform het waterschapsbeleid zal bij de verdere uitwerking worden bekeken hoe het hemelwater op deze locatie kan worden hergebruikt of ter plaatse geïnfiltreerd. In het plangebied zijn geen mogelijkheden om open water aan te leggen, omdat er geen ruimte is op de locatie. Er zijn diverse mogelijkheden om toch invulling te kunnen geven aan de compensatie-eis. Zo zouden bijvoorbeeld binnen het plangebied infiltratiekratten gerealiseerd kunnen worden onder de verharding. De exacte uitwerking van deze benodigde waterberging en de vorm waarin dit toegepast dient in de fase van de omgevingsvergunning voor bouwen verder uitgewerkt te worden. In het kader hiervan zal overleg met de gemeente Dongen en indien nodig met het waterschap Brabantse Delta plaatsvinden.

Het waterschap adviseert om de infiltratiecapaciteit van de bodem te onderzoeken en zoveel als mogelijk hemelwater ter plaatse te laten infiltreren. Omdat de toename van het verhard oppervlak kleiner is dan 2.000 m2 wordt er geen verplichting opgelegd om een retentievoorziening te realiseren en mag er - indien noodzakelijk - rechtstreeks worden geloosd op het oppervlaktewaterlichaam.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in het projectgebied.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Daarom wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC niet toegestaan.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering, vigerend waterschapsbeleid en het verbreed GRP Dongen is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • b. verontreiniging van hemelwater wordt voorkomen of beperkt;
  • c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet-gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • d. huishoudelijk afvalwater en daarmee vergelijkbaar afvalwater wordt ingezameld en naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie getransporteerd;
  • e. ander afvalwater dan bedoeld onder d. (in de praktijk dus vooral hemelwater) wordt hergebruikt (zo nodig na zuivering aan de bron);
  • f. ander afvalwater dan bedoeld onder d. wordt lokaal in het milieu teruggebracht (zo nodig na zuivering aan de bron);
  • g. ander afvalwater dan bedoeld onder d. wordt als stedelijk afvalwater ingezameld en naar een rwzi getransporteerd.

Voor de beoogde ontwikkeling zal een nieuw VWA-riool aangelegd worden. Waar mogelijk is het hemelwater afgekoppeld. Zo stroomt het hemelwater wat op straat valt naar de aanwezige kolken of lijngoten. Van de kolken en lijngoten stroomt het water via geperforeerde buizen in de in doek ingepakte AquaBase-fundering. Deze fundering bestaat uit steentjes met nagenoeg dezelfde grootte. Op die manier zit er circa 30% holle ruimte tussen de steentjes. Hier kan het water instromen om vervolgens langzaam de bodem in te zakken.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

4.11.3 Conclusie

Ten gevolge van de planontwikkeling is sprake van een kleine toename in verharding. Er wordt rekening gehouden met de bergingseis van de gemeente Dongen voor verbouwing met toename in verharding. De exacte invulling van de benodigde waterberging wordt in de fase voor de omgevingsvergunning voor bouwen nader uitgewerkt in overleg met de gemeente Dongen en het waterschap. Op basis hiervan wordt verwacht dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.12 Ecologie

4.12.1 Normstelling en beleid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • a. Natura-2000 gebieden;
  • b. Bijzondere nationale natuurgebieden;
  • c. Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bijzondere nationale natuurgebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.

Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. De provincie Noord Brabant hanteert daarvoor het begrip Natuurnetwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • c. de bescherming van overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant

In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat.

4.12.2 Toetsing

Het plan aan de Hoge Ham 138 - 142 te Dongen zou kunnen samengaan met effecten op beschermde gebieden, planten en dieren. Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeerde diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De beoogde locatie ligt op circa 6,1 kilometer afstand van stikstofgevoelig Natura 2000-gebied ‘Langstraat’ (figuur 4.8). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen gezien de afstand worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie zijn echter niet op voorhand uit te sluiten. Met het programma AERIUS Calculator (2020) is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De berekeningen voor zowel aanleg- als gebruiksfase inclusief bijbehorende toelichting zijn opgenomen in bijlage 7 van voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0036.png"

Figuur 4.8 Locatie plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden

(Bron: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)

Uit de rekenresultaten blijkt dat voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposities hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Derhalve is in het kader van de Wet natuurbescherming geen vergunning noodzakelijk.

Soortenbescherming

Het plan zou kunnen samengaan met effecten op beschermde planten- en dieren. In dat kader is dit verkennend onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde flora en fauna. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8.

Binnen de soortenbescherming zijn alle bewoonde vogelnesten beschermd. In het plangebied bevinden zich mogelijke nestplaatsen. Het is aan te raden om te werken buiten het broedseizoen van de meeste vogels (grofweg 15 maart - 15 juli), of te werken op een manier waarbij vogels in de directe omgeving niet aan broeden beginnen. Op deze manier kan zonder nader onderzoek, mitigatie of compensatie worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Soortenbescherming worden overtreden voor wat betreft algemene vogelsoorten. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er, met het werken volgens een werkprotocol, geen nesten van broedvogels worden verstoord. Zo'n werkprotocol dient te worden opgesteld door een ter zake deskundige, en te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Ook zijn werkzaamheden binnen het broedseizoen mogelijk zonder werkprotocol, indien ter plaatse door een deskundige wordt vastgesteld dat er geen bewoonde vogelnesten aanwezig zijn. Een ontheffing is dan niet noodzakelijk.

Nader onderzoek of een ontheffing soortenbescherming is niet noodzakelijk gebleken de beschermde soorten. Binnen het plangebied ontbreken geschikte verblijfplaatsmogelijkheden voor beschermde soorten. De in het plangebied te verwachten soorten genieten lichte bescherming onder de Soortenbescherming; een algehele vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen is hierop van toepassing. De algemene zorgplicht is onverminderd van toepassing. De bestemmingsplanwijziging zelf heeft verder geen negatieve invloed op de mogelijk aanwezige soorten. Pas bij de uitvoer van de voorgenomen werkzaamheden is het noodzakelijk dat bekend is wat de exacte functie van beschermde soorten is en dient indien noodzakelijk een ontheffing te zijn verleend.

4.12.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmeringen voor de planvorming.

4.13 Duurzaamheid

4.13.1 Normstelling en beleid

Duurzaamheid gaat over de balans tussen mens, milieu en financiën en kan op verschillende niveaus worden bezien. Op het niveau van gebiedsontwikkeling gaat het naast technische maatregelen bij gebouwen om het functioneren van het gehele gebied. De kracht zit in het zoeken naar goede combinaties voor een specifieke locatie waardoor een prettige leefomgeving kan worden ontwikkeld. Bepaalde randvoorwaarden en/of de ruimtelijke omgeving van een plan kunnen kansen voor duurzaamheid opleveren.

Duurzaam bouwen gaat dus verder dan alleen energie. Het gaat ook over duurzaam materiaalgebruik, comfort, binnenmilieu, bouwen voor de toekomst en slim bouwen. Duurzaam bouwen wordt vaak afgekort als 'dubo' en beoogt naast vermindering van de uitstoot van CO2 ook zaken als:

  • bij te dragen aan het welzijn van gebruikers (kwaliteitsbevordering);
  • uitputting van grondstoffen te verminderen;
  • vervuiling van bodem, water en lucht tegen te gaan.

Energieneutraal (BENG)

Vanaf 1 januari 2020 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. De vastgestelde niveaus voor woningen gelden als volgt:

  • Een maximaal energiebehoefte van 25 kWh/m2/jr gebruiksoppervlak;
  • Een maximaal primair fossiel energiegebruik, eveneens in 25 kWh/m2/jr gebruiksoppervlak;
  • Een minimaal aandeel hernieuwbare energie van 50%.
  • Het voorgaande houdt concreet een EPC tussen 0 en 0,2 in. Tot 1 januari 2020 geldt echter nog de wettelijk verplichte EPC van 0,4.

Aardgasvrij (Wet VET)

In de Wet voortgang energietransitie (VET) is bepaald dat per 1 juli 2018 nieuw te bouwen bouwwerken niet meer aangesloten worden op het gasnet. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente, bij zwaarwegende redenen van algemeen belang, een ontheffing verlenen. De omgevingsvergunning voor nieuwe bouwwerken wordt afgekeurd als in de bouwaanvraag geen rekening is gehouden met aardgasvrij bouwen.

Milieuprestatie Gebouwen (MPG)

Voor nieuwbouwwoningen en nieuwe kantoorgebouwen die groter zijn dan 100 m² is bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning een Milieuprestatie Gebouwen (MPG) verplicht. De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Per 1 januari 2018 geldt voor de MPG een maximum schaduwprijs van 1,00 euro per m2 BVO per jaar. Voor een MPG berekening kan het instrument GPR Gebouw gebruikt worden. GPR Gebouw is opgebouwd uit vijf verschillende thema’s: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Scores variëren van 0 t/m 10. Het is gebruikelijk om uit te gaan van een gemiddelde GPR Gebouw score van 8. GPR Gebouw is een bruikbaar instrument om tot een duurzaam ontwerp te komen voor onder andere woningbouw.

4.13.2 Toetsing en conclusie

Ten aanzien van duurzaamheid worden voor de beoogde woningen de volgende maatregelen beoogd:

  • Aansluiten bij EPC ontwerpuitgangspunten vanuit het gemeentelijk beleid (en de strengere BENG normen);
  • Geen aansluiting op gasnet;
  • Extra isolatie ten behoeve van de benodigde geluidwering van 26 dB om aan het vereiste binnenniveau van het Bouwbesluit te kunnen voldoen. Een standaard gevel heeft een geluidwering van 20 dB.

Met de voorgaande maatregelen wordt invulling gegeven aan de geldende eisen ten aanzien van de EPC, de Wet VET en GPR Gebouw. In een later stadium worden aspecten nader uitgewerkt en anvullende aspecten aangedragen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de wettelijke eisen (paragraaf 5.1). Daarna wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan (paragraaf 5.2) en vervolgens wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen, de algemene regels en de overgangs- en slotregels (paragraaf 5.3, 5.4 en 5.5).

5.1 Wettelijke eisen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van onderhavige bestemmingsplan toelichting met bijlagen.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.

Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

5.2 Opzet van de bestemmingsregeling

Ten aanzien van de opzet van de verbeelding en bestemmingsregeling is het volgende van belang.

Opzet verbeelding

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:

  • de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
  • op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
  • op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
  • de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).

Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad op een schaal van 1:1.000.

De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Verder geldt het volgende:

  • Maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum goot- of boeibordhoogte worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak.
  • Op de verbeelding kunnen aanduidingen, zoals een plangrens of een gebied met wijzigingsbevoegdheid worden aangegeven.
  • Het pand van het voormalige Kruidengilde Beex (Hoge Ham 138) behoort op de verbeelding niet tot het plangebied. Dit aangezien hier het geldende bestemmingpslan 'Centrum' van toepassing blijft.

Opzet regels

De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.

  • In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
  •  Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels geeft regels voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Op grond van de wettelijke standaarden moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
  • Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

5.3 Toelichting op de gehanteerde bestemmingen

Artikel 3 Centrum

Op de gronden voorzien van de bestemming Centrum zijn uiteenlopende functies toegestaan: bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen (zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs openbare dienstverlening en verenigingsleven) en wonen op de verdiepingen. Voor de nieuwe wonigen is het aantal woningen op de verdiepingen aangeduid door middel van een maatvoering 'maximum aantal wooneenheden'.

Om eventuele hinder van (horeca)bedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) (horeca)bedrijven in de regels gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' en aan de Staat van Horeca-activiteiten. De Staten maken daarmee deel uit van de regels.

Horeca-activiteiten uit categorie 1a, 1b en 1c uit de Staat van Horeca-activiteiten zijn rechtstreeks toegestaan. Tevens zijn lichte vormen van bedrijven rechtstreeks toegestaan (categorie A en B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten).

Tevens zijn binnen de bestemming maatschappelijke functies toegestaan. Het gaat hierbij om de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kerken, overheidsvoorzieningen en zorgvoorzieningen.

Uit oogpunt van een levendig straatbeeld zullen de bijzondere functies op de begane grond moeten zijn gevestigd. Wonen is daarom uitsluitend toegestaan op de verdiepingen. Beroepsmatige en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.

Door middel van het aanwijzen van een bouwvlak is tot uitdrukking gebracht waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

Gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' kennen een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. De voorzieningen voor onder meer de parkeerplaatsen vallen onder deze bestemming.

Artikel 5 Wonen

De toekomstige woningen in het gebouw 'De Nijverheid' zijn bestemd voor wonen en hierbij behorende voorzieningen. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.

Op de verbeelding is door middel van een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw mag worden gebouwd. Het maximum aantal woningen is middels een maavoeringsaanduiding in de regels vastgelegd. Ook de bouwwijze en de maximale bouwhoogte is in de regels vastgelegd. Tevens is binnen deze bestemming de realisatie van parkeerplaatsen op de begane grond van het gebouw geregeld.

5.4 Toelichting op de algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, regels.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Artikel 7 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is opgenomen dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld stoepen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt genoemd welk gebruik van de gronden in ieder geval valt onder strijdig gebruik. Het gaat hierbij om onder andere het gebruik van de gronden ten behoeve van stort- of opslagplaats van goederen en aan het gebruik onttrokken machines of het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van geringe veranderingen in plaats, ligging of afmetingen van bestemmingsgrenzen.

Artikel 11 Overige regels

In dit artikel is een parkeerregeling opgenomen.

5.5 Toelichting op de overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

In artikel 13 wordt omschreven hoe wordt omgegaan met het bestaand gebruik en met de bestaande bebouwing ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Artikel 13 Slotregel

In dit artikel wordt de naam van de regels vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van de ontwikkeling zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Hierin is geregeld dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om kosten van de planontwikkeling te verhalen op grondeigenaren. Het kostenverhaal dient verplicht door de gemeente opgesteld te worden. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.

De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Deze ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overlegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal wordt voorzien.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

6.2.1 Participatietraject

Vanwege de beperkingen rondom het coronavirus (Covid-19) heeft ontwikkelaar De Bunte Vastgoed Zuid B.V. gezocht naar diverse (alternatieve) manieren om omwonenden, ondernemers, betrokkenen en overige belangstellenden te informeren over de beoogde ontwikkeling van het plangebied aan de Hoge Ham 138 - 142 te Dongen. In bijlage 9 van voorliggend bestemmingsplan zijn diverse documenten in het kader van de omgevingsdialoog gebundeld weergegeven.

Via een informatiebrief d.d. 25 juni 2020 is de directe omgeving op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen en het vervolgtraject. Ook is via deze brief gecommuniceerd welke mogelijkheden bestonden om vragen te stellen en opmerkingen te maken. In figuur 6.1 is het verspreidingsgebied van de verstuurde informatiebrief in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2021000073-OW01_0037.png"

Figuur 6.1 Verspreidingsgebied informatiebrief (Bron: De Bunte Vastgoed Zuid B.V.)

Tevens is er onder meer voor gekozen om een online presentatie te geven. Op basis van deze presentatie kreeg een ieder de mogelijkheid om vragen te stellen en reacties op het plan kenbaar te maken. Deze online presentatie is via diverse kanalen gepubliceerd op 3 juli 2020.

Naast de informatiebrief en de online presentatie is de projectwebsite www.depostendenijverheid.nl in het leven geroepen om informatie te delen. Op deze website konden geïnteresseerden de online presentatie zien en de verschillende onderdelen van het (voorlopig) ontwerp bekijken, zoals de situatie, plattegronden, doorsnedes en impressies. Via deze projectwebsite werd eveneens de mogelijkheid geboden om vragen te stellen en/of reacties kenbaar te maken. Hiervoor kon het vragenformulier gebruikt worden of een e-mail gestuurd worden naar het op de website vermelde e-mailadres.

Op zaterdag 11 juli 2020 heeft bij cultureel centrum 'De Cammeleur' te Dongen een fysieke informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Na aanmelding in een tijdsvak (11:00 - 13:00) werden gesprekken gevoerd met omwonenden, ondernemers, betrokkenen en overige belangstellenden. Op deze informatiebijeenkomst zijn in totaal 17 huishoudens aanwezig geweest.

Circa drie weken nadat de informatiebrief is verstuurd, de website raadpleegbaar was, de online presentatie was gepubliceerd en de informatiebijeenkomst heeft plaatsgevonden heeft de ontwikkelaar de vragen en/of reacties vanuit de omgeving verzameld en waar mogelijk beantwoord. De algemene vragen en antwoorden zijn weergegeven in bijlage 9 van voorliggend bestemmingsplan en zijn op de projectwebsite gepubliceerd onder het kopje 'vragen en antwoorden'. In de maanden daarna hebben diverse aanvullende gesprekken tussen de ontwikkelaar en omwonenden plaatsgevonden.

6.2.2 Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan naar de vaste overlegpartners gestuurd. De reacties zijn verwerkt in deze paragraaf.

Waterschap Brabantse Delta

De volledige reactie van het Waterschap is opgenomen als bijlage 10. Aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen in het bestemmingsplan geeft het Waterschap een positief wateradvies.

Provincie Noord-Brabant

De gemeente kan met behulp van het formulier 'Inventarisatie ruimtelijke aspecten' de kennisgeving van een plan of besluit in het kader van de Wro en Wabo elektronisch toezenden aan de Provincie Noord-Brabant. Met dit formulier is beoogd de procedure rond het wettelijk vooroverleg te verkorten. Op basis van de ingevulde ruimtelijke aspecten kan worden volstaan met het invullen van het formulier. In die gevallen ontvangt de gemeente via de e-mail een afschrift van de inventarisatie van de ruimtelijke aspecten in pdf-formaat en is daarmee het wettelijk vooroverleg direct afgerond.

Op basis van het in bijlage 11 opgenomen formulier kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling op provinciaal niveau geen belemmeringen oplevert.

6.2.3 Terinzagelegging

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter visie gelegd. Hierbij wordt eenieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen.