Plan: | Bedrijventerrein De Wildert |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BV2020000070-VG01 |
In de afgelopen jaren zijn vrijwel alle bestemmingsplannen in de gemeente Dongen geactualiseerd. Het doel hiervan was:
Ook de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (2008) en van de wettelijke ruimtelijke ordeningsstandaarden (2012) met de daarbij behorende digitaliseringsverplichting noodzaakte tot het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen. Inmiddels is ook de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet van invloed op de noodzaak om te voorzien in een geldend planologisch regime.
Aangezien het geldende bestemmingsplan dateert uit 1980 en niet digitaal raadpleegbaar is kunnen er op dit moment geen leges worden gevorderd bij het verlenen van omgevingsvergunningen. Per 1 januari 2018 is de Wet afschaffing actualiseringsplicht in werking getreden. Desalniettemin wil de gemeente Dongen, juist met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, beschikken over actuele planologische regimes.
Voor het bedrijventerrein De Wildert is nog geen nieuw planologisch kader vastgesteld. Gelet op de hiervoor vermelde doelen is er lang naar gestreefd om voor het bedrijventerrein een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Verschillende malen was de planvoorbereiding zover afgerond, dat het plan zou kunnen worden gepubliceerd. Door verschillende oorzaken bleek dit echter niet mogelijk.
Voor het bedrijventerrein De Wildert werden uitbreidingsplannen steeds concreter met zicht op uitvoering. Uiteindelijk is nu besloten om de vestiging van Coco Cola, inclusief de uitbreiding daarvan, door middel van een afzonderlijk bestemmingsplan mogelijk te maken. Voor het overige gebied van bedrijventerrein De Wildert, waar geen wijzigingen zijn voorzien, is gekozen voor een beheersverordening.
Actualisatie van de regeling kan namelijk plaatsvinden via een nieuw bestemmingsplan of door een beheersverordening. In hoofdstuk 2 is de keuze voor de beheersverordening voor De Wildert onderbouwd.
Het bedrijventerrein De Wildert ligt ten oosten van de kern Dongen en direct ten noorden van industrieterrein Vossenberg in de gemeente Tilburg. Het plangebied omvat bedrijventerrein De Wildert exclusief het inrichtingsterrein van Coca Cola Enterprises. De ligging van het plangebied is globaal aangegeven op figuur 1.1.
Figuur 1.1. Globale ligging plangebied (indicatieve begrenzing)
Karakter
Het bedrijventerrein De Wildert is een bijzonder bedrijventerrein omdat ruim 50 ha in beslag wordt genomen door enkele grote bedrijven die op een grote afzetmarkt ((boven)regionaal dan wel (inter)nationaal) zijn georiënteerd. Het is een bedrijventerrein dat gunstig is gesitueerd aan de ontsluitingsweg tussen Dongen en Tilburg en het daaraan verbonden regionale en landelijke hoofdwegennet.
Het plangebied van deze beheersverordening heeft betrekking op een gedeelte van bedrijventerrein De Wildert. Het gaat hier om een gebied van circa 35 hectare. Binnen dit gebied is van een interne segmentering van het terrein (groepering van vergelijkbare bedrijven op delen van het terrein) nauwelijks sprake. Het bedrijf Ardagh Glass Benelux is volgens de Wet geluidhinder een geluidhinderlijke inrichting. Rond dit bedrijf is daarom een geluidszone van kracht. Op het bedrijventerrein beschikt de gemeente niet over uitgeefbaar terrein. Alle percelen zijn in particulier eigendom.
Ruimtelijke structuur/inrichting
Het terrein heeft een eenvoudige hoofdstructuur in de vorm van één centraal gelegen (doodlopende) ontsluitingsweg waaraan de bedrijven zijn gesitueerd. De bestaande beplantingselementen rond het bedrijventerrein zijn van groot belang voor landschappelijke inpassing het terrein (zie paragraaf 3.5)
De inrichting van het terrein De Wildert is sterk gericht op efficiëntie ten behoeve van de gevestigde bedrijven. Het kleine aantal bedrijven en de aard en omvang ervan (grootschaligheid) hebben geleid tot een zeer functioneel terrein zonder bijzondere ruimtelijke kwaliteit.
Ontsluiting/bereikbaarheid
Autoverkeer
De wegenstructuur op dit terrein beperkt zich tot één (doodlopende) aan- en afvoerweg. De ontsluiting van het terrein vindt plaats op de zuidelijk van het terrein gelegen Eindsestraat/Dongenseweg. De Eindsestraat/Dongenseweg sluit westelijk aan op de Vierbundersweg/Steenstraat; een belangrijke verbindingsweg tussen Dongen en Tilburg.
Openbaar vervoer
Het bedrijventerrein De Wildert is per openbaar vervoer goed bereikbaar. De bushalte Groenvenseweg van lijnbusverbindingen 327 en 328 ligt direct voor de ingang van het bedrijventerrein.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer kan De Wildert goed bereiken via de zuidelijk langs de Eindsestraat/Dongenseweg gelegen vrijgelegen fietspad.
Parkeren
Parkeren op eigen terrein is mogelijk. Op het bedrijventerrein is hiervoor voldoende ruimte beschikbaar.
Bedrijven
Zoals hiervoor al is aangegeven zijn op het bedrijventerrein De Wildert enkele grootschalige bedrijven gevestigd. Binnen het plangebied van deze beheersverordening zijn 4 bedrijven gevestigd. Het grootste gedeelte van het bedrijventerrein wordt bezet door het bedrijf Ardagh Glass Benelux. Dit bedrijf vervaardigd op grote schaal emballageglas. Het betreft een milieucategorie 4.2 bedrijf.
Aan de zuidzijdee van het verordeningsgebied is het transport- en overslagbedrijf gesitueerd. Dergelijke bedrijven vallen (door een oppervlakte van meer dan 1.000 m²) onder milieucategorie 4.1.
In de zuidwesthoek zijn enkele bedrijven in lagere milieucategorieen gesitueerd:
Wonen
Op het terrein komen geen bedrijfswoningen voor. In de omgeving van het bedrijventerrein liggen enkele burgerwoningen. Het gaat om incidentele woningen in het buitengebied.
Het verordeningsgebied dient als 1 van de laatste gebieden in Dongen voorzien te worden van een actuele planologische regeling. Ter plaatse geldt een bestemmingsplan uit 1980. In onderstaande tabel zijn de details van dat bestemmingsplan opgenomen. Zie ook figuur 1.2.
Tabel 1.1. Overzicht geldende bestemmingsplannen bedrijventerrein Tichelrijt en directe omgeving
plannummer | naam bestemmingsplan | vaststellingsbesluit gemeenteraad/college | goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten |
5386 | De Wildert | 08-05-1980 | 02-12-1980 |
Figuur 1.2. Uitsnede geldend bestemmingsplan De Wildert (met plangebied rood omlijnd)
Na de vaststelling van dit bestemmingsplan in 1980 zijn diverse procedures doorlopen om bepaalde ontwikkelingen mogelijk te maken. Een overzicht van de vergunningen die zijn verleend na inwerkingtreding van bestemmingsplan 'De Wildert' is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting. De betreffende vergunningen zijn verwerkt in deze beheersverordening. De vergunning voor het realiseren van het zonnepark aan de noordzijde van het plangebied is een belangrijke verleende vergunning.
Regeling bedrijventerrein
In het bestemmingsplan De Wildert (plannummer 5386) zijn de bedrijfspercelen bestemd voor de vestiging van bedrijven met uitzondering van detailhandels- en horecabedrijven - een en ander met inachtneming van de op de kaart aangegeven subbestemming - alsmede voor de daarmee samenhangende ontsluitingswegen, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen.
Op de betreffende gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
De genoemde gebouwen mogen op basis van het geldende bestemmingsplan worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Met deze Beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. Aangezien er binnen het beheersgebied geen bedrijfswoningen aanwezig zijn, wordt de mogelijkheid voor de realisatie van een bedrijfswoning niet uit het geldende bestemmingsplan overgenomen.
In het algemeen mogen de percelen voor ten hoogste 75% worden bebouwd. Bepaalde percelen waar nu al meer bebouwing aanwezig is, mogen volledig worden bebouwd. De maximum bouwhoogte (goothoogte) bedraagt 20 m. Voor een klein gedeelte van het plangebied geldt een maximale toegestane hoogte van 50 meter.
Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd.
Hoofdstuk 2 beschrijft het instrument beheersverordening en de instrumenten die in aanvulling op de verordening beschikbaar zijn voor het beheer van het Bedrijventerrein Tichelrijt. Hoofdstuk 3 gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening voor Bedrijventerrein Tichelrijt, de uitgangspunten waarop de beheersverordening is gebaseerd en de toelichting op de inhoud van de verordening. Tevens is ingegaan op handhaving.
Hoofdstuk 4 bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid daarvan op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee – naast de beheersverordening – het ruimtelijk beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.
Op basis van artikel 3.1 van de Wro dient de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels over het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen.
Onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente, waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geschiedt tevens langs elektronische weg.
Per 1 juli 2018 is de Wet afschaffing actualiseringsplicht bestemmingsplannen van kracht. Daarmee komt de periodieke actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen en beheersverordeningen die elektronisch raadpleegbaar zijn te vervallen. Ook de legessanctie vervalt. Het bestemmingsplan De Wildert is nog niet elektronisch raadpleegbaar. Om die reden is de Wet afschaffing actualiseringsplicht bestemmingsplannen nog niet van toepassing.
De gemeente Dingen wil, voor de inwerkingstreding van de Omgevingswet, naar verwachting in 2021, beschikken over een actueel planologisch regime voor haar gehele grondgebied.
De beheersverordening bevat regels voor het beheer van het verordeningsgebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening wordt digitaal opgesteld en voldoet daarmee aan de wettelijke verplichting van de Wet ruimtelijke ordening. Hierdoor kent de beheersverordening de volgende bestanddelen:
De beheersverordening bevat tevens een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd.
Voor Bedrijventerrein De Wildert bevat de beheersverordening regels voor het gebruik, het bouwen en het afwijken.
Er zijn geen regels nodig gebleken voor het slopen. Er wordt geen sloop nagestreefd of tegengegaan. Ook is geen sprake van bebouwing die bescherming tegen sloop behoeft.
Bestaand gebruik
Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin nauwelijks ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (tien jaar). Indien zich binnen deze planperiode toch veranderingen zullen voordoen is via een afzonderlijk juridisch planologisch spoor (zie paragraaf 2.3) maatwerk mogelijk. Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.
Bestaand gebruik in 'enge zin'
Bij bestaand gebruik in 'enge zin' worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd.
Bestaand gebruik in 'ruime zin'
Bij gebruik in 'ruime zin' wordt het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Gebruik in 'ruime zin' kan weer worden onderscheiden in een beperkte en een brede variant.
In de beperkte variant wordt uitgegaan van het bestaande gebruik met de bijbehorende bouwwerken en passend en vastgelegd in het bestemmingsplan waarin nog beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn die al dan niet zijn gerealiseerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van het hoofdgebouw.
In de brede variant kunnen alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestemmingsplan worden opgenomen.
Keuze beheersverordening Bedrijventerrein De Wildert
Voor de voorliggende beheersverordening Bedrijventerrein De Wildert geldt dat aangesloten is bij de ruime uitleg van bestaand gebruik. In het verordeningsgebied zijn daarom naast het feitelijke bestaande toegestane gebruik ook onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen betrokken en vastgelegd.
Algemeen
Keuze beheersverordening Bedrijventerrein De Wildert
Het gebied Bedrijventerrein De Wildert heeft een lage dynamiek: er zijn weliswaar regelmatig nieuwe ontwikkelingen in de bedrijfsvoering van bedrijven en nieuwbouwplannen, maar het is en blijft een bedrijventerrein. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals uitbreidingen van het bedrijventerrein, worden niet mogelijk gemaakt. De beheersverordening is voor de actualisering een geschikt instrument, omdat het juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven, voor zover deze passend zijn bij een gebied met lage dynamiek.
Voorts zet de gemeente aanvullende instrumenten in (zie hierna in paragraaf 2.3) om een gebied niet op slot te zetten en binnen het beheer van het gebied aanvaardbare niet-ingrijpende ontwikkelingen mogelijk te maken.
De beheersverordening is één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijk beheer van Bedrijventerrein De Wildert en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:
Welstandstoezicht
In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Hiervoor heeft de gemeenteraad in juli 2008 de Welstandsnota Dongen vastgesteld. Voor de bedrijventerreinen geldt een soepel welstandsregime. Het beleid is gericht op behouden en versterken van de diversiteit aan bebouwing. Van belang voor de bedrijventerreinen is een goede aansluiting op de omgeving. Dat kan door soms eisen te stellen aan bebouwing vanwege de representatieve ligging langs bijvoorbeeld een belangrijke (ontsluitings)weg. Een andere manier om bedrijven in te passen in hun omgeving is een groene afscherming om zicht op het terrein te ontnemen. De welstandseisen hebben betrekking op de volgende aspecten:
Het vergunningvrij bouwen
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:
Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:
Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.
Planologische kruimelgevallen
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten. Voor deze kruimelgevallen zijn geen omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten en/of planologische gebruiksactiviteiten als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vereist of kan vrij eenvoudig een omgevingsvergunning worden verleend.
Crisis- en herstelwet en quickwins
Op 25 april 2013 en 1 november 2014 zijn wijzigingen van de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden, waardoor de werkingsduur van de Chw voor onbepaalde tijd is verlengd. Ook zijn diverse andere wetten en besluiten in verband met het permanent worden van de Chw en het aanbrengen van verbeteringen in het omgevingsrecht" gewijzigd. Het gaat daarbij vooral om het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor, bII), het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bouwbesluit 2012 (Bb).
In deze wetswijzigingen zijn vooruitlopend op de Omgevingswet talrijke quickwins opgenomen.
Het verordeningsgebied maakt grotendeels deel uit van het 'Concentratiegebied' van verstedelijking en deels van het gebied 'Verstedelijking afweegbaar' zoals vastgelegd in de provinciale Interim omgevingsverordening (zie figuur 2.1). Voor de beheersverordening is ervan uitgegaan dat de grenzen van het bestaand bebouwd gebied overeenkomen met de grenzen voor de bebouwde kom, zoals bedoeld in bijlage II van het Bor.
Figuur 2.1. Bestaand bebouwd gebied én zoekgebied stedelijke ontwikkeling
Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.
Omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening
Voor de - op dit moment – onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt artikel 2.12 lid 1, onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Door middel van een goede ruimtelijke onderbouwing dient dan te worden aangetoond dat de beoogde ontwikkeling of activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, noch met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft. In dat geval geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, naast de hiervoor genoemde omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening, voor een nieuwe ontwikkeling een specifiek op dat plan toegesneden bestemmingsplan op te stellen.
Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening
Bij het opstellen van de beheersverordening is rekening gehouden met de mate waarin bovengenoemde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Gelet op de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt en vooral ook de planologische kruimelgevallen, is ervoor gekozen bepaalde bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in de beheersverordening op te nemen.
Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. In paragraaf 3.3 is nader uiteengezet op welke wijze de bestaande situatie voor het bedrijventerrein is ingevuld. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet, om die eventueel mogelijk te maken of te reguleren.
Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze op Bedrijventerrein De Wildert wellicht zullen voorkomen, zijn:
Het vergunningvrij bouwen is een wettelijk recht. De gemeente kan hier geen invloed op uitoefenen. Dit is anders voor de activiteiten uit de kruimelgevallenregeling. Deze activiteiten moet de gemeente eerst goedkeuren alvorens deze kunnen worden uitgevoerd.
In dit hoofdstuk wordt de toepassing van deze instrumenten op het bedrijventerrein De Wildert uiteengezet en worden de gemaakte keuzes inzichtelijk gemaakt. Tevens is een toelichting op de regeling opgenomen met aansluitend aandacht voor handhaving.
Het geldende bestemmingsplan voor Bedrijventerrein De Wildert is toe aan actualisatie. Een beheersverordening is een goed instrument om over een actueel planologisch kader te beschikken.
Het instrument beheersverordening leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden verwacht. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die vigerende plannen afwijken. Er zijn voornemens om het bedrijventerrein in noordwestelijke richting uit te breiden. Het is de bedoeling om dan voor het gehele bedrijventerrein één bestemmingsplan vast te stellen. Aangezien het onduidelijk is wanneer de uitbreiding kan worden gerealiseerd, wordt vooruitlopend op dat nieuwe bestemmingsplan onderhavige beheersverordening vastgesteld.
Het gebied Bedrijventerrein De Wildert kan worden getypeerd als een gebied waar zich de komende jaren geen grote ruimtelijke ontwikkelingen zullen voordoen. Het bedrijventerrein is grotendeels ontwikkeld en uitgegeven. Eventueel beschikbare kavels in het gebied hebben alle al een bedrijfsmatige functie, waarop conform de geldende juridisch-planologische regimes bouwmogelijkheden rusten.
Toekomstige uitbreidingen zijn voorlopig uitgesteld.
Wanneer de plannen voor uitbreiding concreet en definitief zijn, worden hiervoor aparte planologische procedures gevoerd. Voor het inrichtingsterrein van Coca Cola Enterprises is een bestemmingsplan in voorbereiding genomen. Dit terrein is dan ook buiten het beheersgebied van deze verordening gehouden.
Voor de overige functies is ook weinig dynamiek te verwachten. Uiteraard is wel sprake van mogelijk kleinschalige ontwikkelingen, zoals:
Uitgangspunten
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
Behoud van het bestaand gebruik
Het plangebied is vooral een bedrijventerrein. Daarnaast zijn beperkt overige functies aanwezig (zoals natuur, groen en verkeer). Deze functies worden als feitelijk bestaand gebruik aangemerkt en in de gebiedsregels (zie Hoofdstuk 2 in de regels) bevestigd.
Regeling sluit aan op regelingen in geldende bestemmingsplannen
Met de beheersverordening worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen voor het verordeningsgebied gecontinueerd.
Goed beheren van de bestaande situatie
Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het gebied wordt zo behouden.
Deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is. De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen.
Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:
De gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), de vergunningenadministratie en een veldinventarisatie. Aan de hand hiervan kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie is.
Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw- en omgevingsvergunningen is per geval de bestaande situatie inzichtelijk.
Figuur 3.1: Luchtfoto met plangebied rood omlijnd
Een recente luchtfoto van het verordeningsgebied is als figuur 3.1 toegevoegd, zodat inzicht bestaat in de feitelijke gebouwde situatie.
Toekomstvisie De Wildert
Voorliggende beheersverordening richt zich alleen op het beheren en continueren van de bestaande, huidige situatie. Flexibiliteit is binnen een beheersverordening slechts in zeer beperkte mate aanwezig of mogelijk in de vorm van afwijkingsbevoegdheden of verandering van functie passend binnen de gebiedsregels.
Wezenlijke ruimtelijke veranderingen, bijvoorbeeld via wijzigingsprocedures of uit te werken bestemmingen, behoren niet tot de ruimtelijke mogelijkheden binnen een beheersverordening. De gemeente wenst - ook binnen De Wildert - een duurzaam en flexibel vestigingsklimaat aan te kunnen bieden voor (toekomstige) bedrijvigheid.
Op termijn wordt daarom gewerkt aan het opstellen van een bestemmingsplan waarmee uitdrukkelijk ook ruimte kan worden gegeven aan de toekomstige gebruiksmogelijkheden van het gebied. Hierin zal naar verwachting ook een gewenste uitbreiding worden meegenomen.
Onderdelen en opzet van de beheersverordening
De beheersverordening bestaat uit de volgende onderdelen:
Verbeelding
De verbeelding bestaat uit een ondergrond met de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) waarop besluitvlakken en besluitsubvlakken zijn getekend waarmee is aangegeven welke functie ter plaatse geldt. De functies corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 Gebiedsregels.
De regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Voor de verschillende bestaande functies zijn afzonderlijke gebiedsregels opgenomen. Binnen elke functie is vastgelegd dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet. In aanvulling hierop zijn voor de afzonderlijke gebruiksvormen bepalingen opgenomen waarmee de planologische ruimte uit de geldende bestemmingsregelingen zo veel mogelijk is gecontinueerd (zie ook paragraaf 3.3.1).
Artikel 3 Bedrijventerrein
De bedrijfspercelen op het bedrijventerrein zijn voorzien van het besluitvlak Bedrijventerrein. Binnen deze besluitvlakken zijn verschillende besluitsubvlakken opgenomen waarmee de maximale milieucategorieën van bedrijven zijn geregeld. Daarbij is gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die in de gemeente Dongen regulier gebruikt wordt. In combinatie met deze staat kunnen bestaande en toekomstige bedrijven zich vestigen, voor zover passend binnen de gebiedsregels. Voor meer uitleg over de toegepaste milieuzonering wordt verwezen naar paragraaf 4.3.7.
In paragraaf 4.2.5 wordt ingegaan op de mogelijkheden voor zuinig ruimtegebruik op het bestaande bedrijventerreinen. In verband hiermee is het maximum bebouwingspercentage op de bedrijfspercelen verhoogd van 75% naar 80%. Bepaalde percelen mochten op grond van het bestemmingsplan De Wildert al volledig worden bebouwd. Deze rechten zijn in de onderhavige beheersverordening overgenomen.
Bedrijfswoningen zijn binnen het verordeningsgebied niet aanwezig en nieuwe bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt, zodat deze geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van de bedrijven.
Om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te waarborgen zijn in hoofdstuk 3 van de regels (Artikel 11) parkeernormen opgenomen op basis van de vastgestelde 'Parkeernormen Dongen'.
Om het ruimtegebruik te kunnen intensiveren zijn de opgenomen bouwhoogtes gehandhaafd. De maximum goothoogte is in het geldende bestemmingsplan niet aangeduid. De maximum bouwhoogte wordt in deze beheersverordening gehandhaafd op de maximale bouwhoogte van 20 meter. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte' is voor een klein gedeelte van het verordeningsgebied een uitzondering gemaakt voor de bouwhoogte van 62 meter (voor de bestaande schoorsteen).
Artikel 4 Groen, Artikel 5 Natuur, Artikel 6 Verkeer
Ten aanzien van de besluitvlakken 'Groen', 'Natuur' en 'Verkeer' zijn de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden gecontinueerd. Wel is aansluiting gezocht bij regelingen elders in de gemeente.
Artikel 7 Leiding - Leidingstrook
Ook het besluitvlak 'Leiding' valt samen met een groot aantal andere besluitvlakken. Het besluitvlak is opgenomen voor de PRB en rrp-l9 buisleidingen (zie paragraaf 4.3.10). De breedte van de besluitvlakken is afgestemd op de belemmeringenstroken van 10 en 42,5 meter waarbinnen niet gebouwd mag worden.
Overigens zijn ook buiten deze besluitvlakken buisleidingen en hoogspanningsverbindingen mogelijk. Zo zijn binnen het besluitvlak 'Bedrijventerrein' zogenoemde "eigen leidingen" toegestaan. Dit zijn leidingen die op de bedrijfspercelen liggen en onlosmakelijk deel uitmaken van de inrichtingen. Door deze leidingen niet op de verbeelding aan te geven, is de ligging ervan niet planologisch vastgelegd. De afweging of nieuwe functies en bebouwing binnen de bebouwings- en toetsingsafstanden van deze leidingen aanvaardbaar zijn, vindt plaats in het kader van de milieuwetgeving die voor het bedrijf geldt. Daarnaast zijn niet-planologisch relevante leidingen altijd mogelijk. Het gaat daarbij veelal om kavelaansluitingen.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In de algemene regels zijn regels opgenomen die vergelijkbaar zijn met bepalingen uit een bestemmingsplan. Het betreft de volgende artikelen:
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Bedrijventerrein mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Artikel 10 Algemene bouwregels
Dit artikel bevat de bepaling met betrekking tot de overschrijding van de regels voor het bouwen voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.
In de Algemene bouwregels (artikel 10.2) en de Algemene gebruiksregels (artikel 11.1) zijn regels opgenomen die voldoende parkeerplaatsen moeten waarborgen. De voorwaarde is opgenomen dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen uitsluitend kan worden verleend indien voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of worden aangelegd. Uitgangspunt is het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein te realiseren.
Een dergelijke regeling is noodzakelijk omdat via een “Reparatiewet BZK” (29 november 2014) de grondslag in de Woningwet om stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening op te nemen, is verdwenen. Dit betekent dat voor plannen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening geen aanvullende werking meer hebben. Dit betreft vooral de bepalingen over het parkeren (en laden en lossen). Immers, bij elke bouwaanvraag kwam via de toetsing aan de Bouwverordening de vraag aan de orde of bij het bouwplan wel voldoende parkeergelegenheid wordt of kan worden gerealiseerd. Nu de grondslag aan deze bepalingen in de Bouwverordening is komen te vervallen, kan hier ook niet meer aan worden getoetst. Dit betekent dat dit moet worden geregeld het bestemmingsplan. In niet alle gevallen is sprake van een bouwactiviteit en dus van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarom zijn ook gebruiksregels opgenomen met de eis van voldoende parkeergelegenheid.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel maakt ondergeschikte afwijkingen van de besluitvlakbepalingen (de bouwregels) mogelijk.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De overgangsregels regelen situaties die niet passen binnen de regeling uit hoofdstuk 2, maar wel kunnen blijven bestaan. De slotregel bevat de naam van de beheersverordening.
In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.
Sinds de inwerkingtreding van het geldende bestemmingsplan is het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid en wetgeving, die van belang zijn voor het beheer en de ontwikkeling van bedrijventerreinen ingrijpend gewijzigd en aangevuld. Een nagenoeg volledig en actueel overzicht van de beleidsplannen en regelgeving dat voor het plangebied van toepassing is, is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De beheersverordening voorziet op het beheer van de bestaande situaties. Daarom is een uitgebreide toetsing niet noodzakelijk. Hieronder wordt alleen ingegaan op het beleid dat wel relevant is voor het plangebied.
Structuurvisie infrastructuur en ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijk beleid van het Rijk. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld.
Hoofddoelen van beleid voor de periode 2020/2028
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn:
Toetsing
Het continueren van de huidige planologische rechten (bestaande toegestane gebruik en de onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden) sluit goed aan op het eerste vermelde hoofddoel.
Door de ligging aan de regionale verbindingsweg N260 is de bereikbaarheid van het gebied in zuidelijke en noordelijke en oostelijke richting goed gewaarborgd.
Conclusie
De SVIR staat de vaststelling van beheersverordening niet in de weg.
Inleiding
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Noord-Brabant en de Interim omgevingsverordening (hierna: iov) relevant. In de omgevingsvisie geeft de provincie aan welke doelen de provincie nastreeft, wat voor beleid de provincie voert, hoe de provincie stuurt om haar doelen te realiseren en welke instrumenten zij daarbij inzet.
De iov is een van de instrumenten die de provincie inzet om haar doelen te realiseren. De verordening is op 25 oktober 2019 door Provinciale Staten vastgesteld.
Op regionaal niveau is de Regionale Agenda Werken (RAW) 2013 Hart van Brabant (Midden-Brabant) van belang. Hierin hebbende de provincie en 8 samenwerkende gemeenten in de regio Midden-Brabant afspraken gemaakt over bedrijventerreinen en andere werklocaties.
Op deze beleidsstukken wordt hierna ingegaan.
Omgevingsvisie Noord-Brabant
In de Omgevingsvisie Noord- Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologisch toegestane gebruik vastgelegd. In de beheersverordening is geen uitbreiding van het bedrijventerrein verwerkt.
Conclusie
Door deze ruimtelijke keuze past de beheersverordening binnen het provinciaal omgevingsbeleid.
Interim verordening ruimte
In de Verordening wordt met name ingegaan op het thema zorgvuldig ruimtegebruik ten aanzien van ontwikkelingen van bedrijventerreinen. Die ontwikkeling is belangrijk om ruimte te bieden aan bedrijven die vanwege hun bedrijfsvoering effect hebben op hun omgeving en daardoor overlast kunnen geven op hindergevoelige functies als wonen of zorgfuncties. Een bestemmingsplan moet inzicht bieden in de effecten op de omgeving maar zorgt ook dat een bedrijventerrein deze opvangfunctie blijvend kan vervullen.
Onderdeel van zorgvuldig ruimtegebruik betreft ook:
Het is belangrijk dat gemeenten passende kaders in het bestemmingsplan opnemen die zorgvuldig ruimtegebruik bevorderen.
Toetsing
In de verordening is het bestaande bedrijventerrein aangeduid als 'Concentratiegebied voor verstedelijking' (zie figuur 4.1). Voor dit gebied wordt ingezet op bevordering van ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt in de verordening is dat de bescherming van de ruimtelijke kwaliteit in het geldende bestemmingsplan al gewaarborgd is. Als geldende ontwikkelingsrechten worden overgenomen in een nieuw bestemmingsplan (beheersverordening), bijvoorbeeld in het kader van een wettelijk verplichte actualisering is het wel nodig dat recente inzichten over ruimtelijke kwaliteit worden meegewogen.
Over het thema zorgvuldig ruimtegebruik wordt opgemerkt dat hieraan op verschillende wijzen invulling wordt gegeven. Inzet is een toekomstbestendig ruimtelijk toetsingskader (lees: beheersverordening) dat zo flexibel mogelijk is. In verband hiermee is zo veel als mogelijk aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen. Uit oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik worden in de onderhavige beheersverordening nieuwe bedrijfswoningen niet langer mogelijk gemaakt, zodat deze geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van de bedrijven. Ook worden hogere bouwhoogten toegestaan.
Planmatige herstructurering door de gemeente of andere partijen is niet aan de orde. Voor zover bekend hebben de bedrijven ook geen voornemens de locatie te verlaten. Individuele bedrijven zullen wanneer dat om bedrijfseconomische redenen gewenst is, wel investeren in vernieuwing van hun locatie.
Het bedrijventerrein is landschappelijk goed ingepast. Vanaf de N260 is het bedrijventerrein bijna niet zichtbaar door de aanwezigheid van bospercelen. Aan de noordzijde grenst het bedrijventerrein aan het landelijke gebied van Dongen.
Aan de noord- en westzijde de zijn percelen aangewezen als gebieden waar 'Verstedelijking afweegbaar' is. Deze aanduiding biedt op termijn mogelijkheden voor uitbreiding van het bedrijventerrein.
Direct ten noorden van het beheersgebied is Natuur Netwerk Brabant gelegen (zie ook figuur 4.2) met de daarbij behorende ecologische verbindingszone. De gronden hier zijn tevens aangewezen voor het behoud en herstel van het watersysteem.
Figuur 4.1. Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, kaart: Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed
Figuur 4.2: Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, kaart: Instructieregels gemeenten: natuur en stiltegebieden
Conclusie
Vanuit het perspectief van de interim omgevingsverordening is van belang dat de beheersverordening voor het bestaande bedrijventerrein zo flexibel mogelijk is. Om ruimte te bieden aan bedrijfsontwikkeling zijn nieuwe bedrijfswoningen niet langer gewenst. Ook worden hogere bouwhoogten toegestaan.
Er zijn geen nieuwe functies of uitbreidingen van het bedrijventerrein voorzien. De beheersverordening heeft immers tot doel actualisering van het planologisch toetsingskader. De functie van ecologische verbindingszone wordt buiten deze beheersverordening geregeld.
De provincie en de samenwerkende gemeenten in de regio Midden-Brabant maken afspraken over bedrijventerreinen en andere werklocaties. De laatste versie van de regionale agenda werken dateert uit 2018.
De regionale afspraken over de bedrijventerreinprogrammering vormen geen belemmering om de beheersverordening vast te stellen. In de beheersverordening worden namelijk de beoogde uitbreidingen van het bedrijventerrein in westelijke en noordelijke richting niet geregeld. In de beheersverordening worden uitsluitend het bestaande gebruik en het planologisch toegestane gebruik vastgelegd. Wanneer uitbreiding aan de orde is, dan zal hiervoor een afzonderlijke planologische procedure worden gestart.
Structuurvisie Dongen 2020 (vastgesteld december 2009)
De Structuurvisie bevat het integrale ruimtelijke beleid op hoofdlijnen voor de gehele gemeente tot 2020. De ambitie die in de visie is vastgelegd is het met open vizier en met zoveel mogelijk inwoners van Dongen nadenken over het creëren, het in stand houden en het versterken van een aantrekkelijke en functionele woon-, werk- en leefomgeving. Centraal staat dat iedereen zoveel mogelijk kan deelnemen aan het wonen, werken en leven in de gemeente en dat de eigenheid van Dongen wordt gewaarborgd.
Aan die ambitie zijn drie belangrijke hoofdopgaven gekoppeld. Het gaat om:
Voor verschillende thema's zijn visies geformuleerd. Relevant voor deze beheersverordening is het thema 'Goede economie en voldoende voorzieningen'. Op dit thema wordt hierna ingegaan.
Goede economie en voldoende voorzieningen
Zuinig ruimtegebruik bestaand bedrijventerrein
Op de bestaande bedrijventerreinen ligt het accent op beheer en onderhoud. Bij een aantal private kavels kan door middel van revitalisering nog een kwaliteitsslag worden gemaakt. Door de relatief beperkte uitbreidingsruimte voor bedrijventerreinen binnen de gemeentegrenzen van Dongen wordt op de bestaande bedrijventerreinen gezocht naar mogelijkheden voor zuinig ruimtegebruik. Dit kan worden bewerkstelligd door intensivering van het ruimtegebruik, bijvoorbeeld door het toestaan van grotere bouwhoogtes en een groter bebouwingspercentage op de bedrijfspercelen en / of door bijvoorbeeld efficiënt oplossen van parkeren.
Conclusie
Het in de structuurvisie vastgelegde beleidskader vormt een toetsingskader voor eventuele verdere ontwikkelingen (herstructurering). Ontwikkelingen, passend binnen de structuurvisie, zijn altijd door middel van afzonderlijke juridisch planologische procedures mogelijk (zie paragraaf 2.3). De voorliggende beheersverordening vormt hiervoor uitdrukkelijk geen kader. De beheersverordening legt alleen het bestaande gebruik vast.
In het kader van de beheersverordening heeft voor het beheersverordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.
Cultuurhistorie
Beleid en toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente Dongen heeft een eigen Cultuurhistorische Waardekaart vastgesteld op 20 februari 2014. Daarop is alle cultuurhistorische informatie op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau vermeld.
Toetsing / beoordeling
De aanwezige cultuurhistorische waarden zijn weergegeven in figuur 4.3. Het omliggende landschap is gekenmerkt als heideontginning en de bossen binnen het verordeningsgebied en in de directe nabijheid betreffen heidebebossingen, (beboste) zandverstuivingen en dekzandrug. Een klein gedeelte van het verordeningsgebied is op basis van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart aanwezen als 'Cultuurhistorsch landschap'. (Rijks)monumenten ontbreken binnen het gebied. Een specifieke regeling is in de beheersverordening niet nodig. Het bestaande gebruik wordt immers vastgelegd. Van zogenoemd 'wegbestemmen' is geen sprake.
Figuur 4.3: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart gemeente Dongen met relevante legenda
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beheersverordening.
Archeologie
Beleid en toetsingskader
Met de ondertekening van het Europese Verdrag van Valletta (Malta, 1992) heeft de overheid zich verplicht om het cultureel erfgoed, dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Ook het aspect archeologie dient in de afweging van belangen te worden betrokken. De wettelijke basis hiervoor is de per 1 september 2007 herziene Monumentenwet 1988. Op basis hiervan heeft de gemeenteraad op 10 februari 2011 de archeologische beleidskaart vastgesteld. Deze kaart moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. Voor gebieden met op de AMK en IKAW een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten.
De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. Zolang de bescherming van archeologische waarden niet in een bestemmingsplan is geregeld, geldt de erfgoedverordening.
In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling voor archeologie verleend tot 100 m2 en een diepte van 0,5 m voor de zogenaamde kruimelgevallen. Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend.
Toetsing / beoordeling
Een groot gedeelte van het beheersgebied is aangeduid als gebied met een hoge verwachtingswaarde (zie figuur 4.3.). Het noordelijke deel is aangewezen als gebied van middelhoge verwachtingswaarde. Op de archeologische beleidskaart is echter ook te zien dat grote gedeelten van het beheersgebied al zijn ontgraven. Hier kan dan ook geen sprake (meer) zijn van archeologische waarden.
Voor de gebieden met een (middel)hoge verwachtingswaarde is in deze beheersverordening een beschermende regeling opgenomen. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor het bouwen en voor het uitvoeren van (grond)werkzaamheden zal het aspect in de beoordeling moeten worden betrokken. Mogelijk geldt er een verplichting van archeologisch onderzoek. De grote stukken waar al een verstoring van het bodemarchief heeft plaatsgevonden worden hiervan uitgezonderd. Deze zijn aangeduid met een blauwe arcering.
Figuur 4.4. Uitsnede archeologische beleidskaart Dongen
Conclusie
In de voorliggende beheersverordening is het aspect archeologie afgewogen en verwerkt in de juridische regeling. Nader archeologisch onderzoek is niet nodig. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kan dit wel nodig zijn.
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan of beheersverordening rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Bij nieuwe bestemmingen wordt voorafgaand aan de vaststelling van een plan tenminste onderzoek conform NEN5725 verricht.
In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Binnen de beheersverordening worden geen functiewijzigingen (bijvoorbeeld van bedrijventerrein naar wonen) mogelijk gemaakt. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Toetsingskader
Onderzoek
Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998/Natura 2000
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen Langstraat en Loonse en Drunense duinen & Leemkuilen. Ten zuidwesten van de gemeente Dongen ligt nog het Natura 2000-gebied Ulvenhoutse Bos (zie figuur 4.4). Ook de Biesbosch, Regte Heide & Riels Laag en Kampina kunnen relevant zijn.
Figuur 4.5. Ligging Natura 2000-gebieden en plangebied (rood omcirkeld)
De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk. Effecten als vernietiging/areaalverlies en versnippering zijn dan ook niet aan de orde. Het plangebied ligt op grote afstand van de Natura 2000-gebieden (5 tot meer dan 10 kilometer afstand. Vanwege de grote afstand zullen ook effecten als verdroging of verstoring door geluid of licht niet optreden.
Het enige relevante ecologische effect betreft de emissie van stikstof. Bekend is dat bij bedrijven de stikstofemissie op het eigen bedrijfsperceel, afhankelijk van de bedrijfsactiviteiten en de ligging ten opzichte van de omringende Natura 2000-gebieden, gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze extra stikstofemissie kan neerslaan op verschillende Natura 2000-gebieden binnen de invloedsfeer van de ingreep. Het vaststellen van de beheersverordening zorgt echter niet voor een toename van stikstofemissie. Het plan heeft dan ook geen invloed op Natura 2000-gebieden. Het project is daarom niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998. Het project wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
Gebiedsbescherming: Ecologische verbindingszone
Verschillende gebieden en percelen in het plangebied en de directe omgeving daarvan maken deel uit van de provinciale Ecologische verbindingszone. Op figuur 4.2. zijn dit de paarse gebieden. De groene gebieden zijn aangewezen als Natuur Netwerk Brabant.
In de onderhavige beheersverordening wordt het bestaande gebruik bevestigd. Nieuwe uitbreidingen of ontwikkelingen (ten koste van de EHS of NNN) zijn niet aan de orde. De EHS-gebieden zijn in de beheersverordening planologisch beschermd.
Soortenbescherming
Aangezien het hier een beheersverordening betreft, zijn er geen ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten of beschermde natuurgebieden. Voor alle eventueel voorkomende soorten geldt een zorgplicht.
Conclusie
De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische verbindingszones en Natuur Netwerk Brabant staan de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Toetsingskader
Onderzoek
Op het bedrijventerrein De Wildert zijn verschillende risicovolle inrichtingen aanwezig. Het gaat hierbij om:
Daarnaast vindt aan de noordoostzijde van het beheersgebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de volgende leidingen:
Figuur 4.6. Uitsnede Risicokaart Nederland t.p.v. De Wildert
In voorliggende beheersverordening wordt het bestaand gebruik van het bedrijventerrein voortgezet. Er vinden dan ook geen ontwikkelingen plaats waardoor het groepsrisico toeneemt. De ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van verschillende risicovolle bronnen vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het plan. Vanwege de ligging binnen verschillende invloedsgebieden dient het groepsrisico wel te worden verantwoord.
Verantwoording groepsrisico
Inleiding
Ten behoeve van onderhavige beheersverordening is de externe veiligheidssituatie onderzocht. Voor het verordeningsgebied is een aantal risicobronnen relevant. Hieronder wordt ingegaan op de verantwoording van het groepsrisico (GR) ten gevolge van deze risicobronnen. Voorliggende verantwoording is een conceptverantwoording. Er wordt nog advies gevaagd aan de Veiligheidsregio over de aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid. Dit advies wordt verwerkt in de verantwoording.
Groepsrisico
Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting/transportmodaliteit en een ongewoon voorval binnen die inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve, waarin het aantal doden is uitgezet tegen de cumulatieve kans op scenario's met dat aantal doden. In de fN-curve wordt een oriëntatiewaarde aangegeven, die het ijkpunt aangeeft waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico staat de vraag centraal in hoeverre het groepsrisico als gevolg van de beheersverordening kan worden geaccepteerd waarbij ook wordt ingegaan op welke veiligheidsverhogende maatregelen er getroffen kunnen worden. Naarmate de toename van het groepsrisico hoger is en de oriëntatiewaarde wordt benaderd of zelfs overschreden, zijn de eisen die worden gesteld aan de verantwoording zwaarder.
Beheersverordening
In de beheersverordening worden de huidige activiteiten vastgelegd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ten gevolge hiervan kan/zal het groepsrisico niet toenemen. Om die reden kan dan ook volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Relevante risicobronnen
Voor het verordeningsgebied zijn met betrekking tot de groepsrisicoverantwoording een aantal risicobronnen relevant, te weten:
Vaststellen van het groepsrisico
In het kader van de beheersverordening is het groepsrisico (GR) beschouwd voor deze risicobronnen. Hierbij is gebruik gemaakt van informatie van de risicokaart (www.risicokaart). Het groepsrisico voor de verschillende bronnen is al toegelicht. Hieruit blijkt dat voor geen van de inrichtingen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico. Doordat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt neemt het groepsrisico niet toe.
Maatregelen
Bronmaatregelen ter beperking van de risico's zijn niet mogelijk. De bedrijven voldoen conform milieuwetgeving aan het BBT-principe (Best Beschikbare Techniek). De leidingen zijn al aanwezig en de verordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op de hiervoor genoemde bronnen.
Het verordeningsgebied kan in zuidelijke richting goed worden ontsloten door de Eindsestraat en de Burgemeester Letschertweg. De bereikbaarheid van het beheersgebied voor de hulpverleningsdiensten is goed.
Mogelijkheden van zelfredzaamheid
Het verbeteren van de bluswatervoorzieningen en de zelfredzaamheid van het plangebied zijn geen uitgangspunten voor het opstellen van de beheersverordening. De beheersverordening legt enkel de bestaande situatie vast, inclusief de bestaande planologische mogelijkheden. Gezien de beheersverordening nieuwe kwetsbare objecten niet direct mogelijk maakt, worden aanvullende bouwkundige maatregelen niet noodzakelijk geacht. Binnen het verordeningsgebied is, gelet op de aard van het gebied (industrieterrein), de kans op aanwezige niet zelfredzame personen klein.
Conclusie
De inrichtingen in het plangebied worden aangemerkt als bestaand gebruik en hoeven niet op de verbeelding van onderhavige beheersverordening te worden weergegeven. Aangezien de bijbehorende PR 10-6 contouren niet buiten de inrichtingen liggen, zijn deze eveneens niet opgenomen in de verbeelding.
Ter plaatse van de leidingen en de bijbehorende PR 10-6 contour wordt een subbesluitvlak opgenomen om gebruik in strijd met de werking en instandhouding van de leidingen te voorkomen.
Omdat er geen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico voor de verschillende risicorelevante bronnen, de vaststelling van de beheersverordening geen toename van het groepsrisico tot gevolg heeft en er naar verwachting weinig niet zelfredzame personen aanwezig zullen zijn, wordt het groepsrisico verantwoord geacht.
Toetsingskader
Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen
Onderzoek en conclusie
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2017 wordt voldaan aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer.
Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 24 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 19,1 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 6,9 dagen. In afbeelding 4.6 zijn de rekenpunten in en rond het plangebied weergegeven.
Figuur 4.7. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool
Conclusie
Binnen het gehele verordeningsgebied wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor vaststelling van onderhavige beheersverordening.
Toetsingskader
Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Onderzoek en conclusie
Voor het bedrijventerrein is een inwaartse milieuzonering toegepast. Dit betekent dat vanuit de milieugevoelige functies in de omgeving is bepaald vanaf welke afstand bepaalde bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden toegelaten. Dit om geen onevenredige beperkingen aan de bedrijvigheid op te leggen en hinder voor de omliggende gevoelige functies te voorkomen. Bij de milieuzonering is uitgegaan van de Staat voor bedrijventerreinen. De milieuzonering geeft de algemene toelaatbaarheid van bedrijven op het industrieterrein weer. Hiermee wordt in het ruimtelijk spoor zo veel mogelijk voorkomen dat ter plaatse van de omliggende woningen en andere gevoelige functies in de omgeving van de bedrijven sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder. Hierbij wordt voor deze beheersverordening uitgegaan van de richtafstanden ten opzichte van omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt in onderhavige beheersverordening uitgegaan van verschillende omgevingstypen:
In het verordeningsgebied zijn veel bedrijven aanwezig. De milieucategorieën variëren van categorie 3.1 tot 4.2 waarbij de bedrijven in de hoogte milieucategorie het verste van de woningen is gelegen.
De aanwezige bedrijven passen binnen de algemene toelaatbaarheid. Bedrijven die niet binnen deze algemene toelaatbaarheid passen (overschrijding van de ter plaatse toegelaten milieucategorieën), maar wel rechtmatig op de betreffende locaties aanwezig zijn, kunnen ook onder het regime van deze verordening hun activiteiten voort zetten. In het milieuspoor dienen deze bedrijven al rekening te houden met in de omgeving aanwezige gevoelige functies. In het verordeningsgebied worden verder geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aspect milieuzonering staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Toetsingskader
Voor alle ruimtelijke plannen moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening een watertoets worden uitgevoerd. In deze watertoets wordt aangegeven hoe in het betreffende plan met water wordt omgegaan. Daarbij wordt allereerst sterk ingezet op preventie van verontreiniging en nuttig hergebruik van water op lokaal niveau. Daarnaast is voor de retentiebehoefte de voorkeurvolgorde; infiltreren, retentie binnen het plangebied, retentie buiten het plangebied of berging in bestaand watersysteem. Bij de berekening van de retentie komen aspecten als oppervlaktewater, grondwater, hemelwater, afvalwater, waterkwaliteit en -kwantiteit, omgevingsfactoren en waterberging aan de orde.
Met de watertoets wordt de waterbeheerder tijdig betrokken in het ontwerpproces. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen en wetten vastgesteld aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief).
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Huidige situatie
Beheersgebied
Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta.
Bodem en grondwater
Volgens de geomorfologische kaart en de kaart met bodemkwaliteitszones ondergrond van de gemeente Dongen bestaat de bodem ter plaatse uit zandgronden ((dekzandrug(gen)). Er is sprake van grondwater trap VI. De gemiddelde hoogste waterstand schommelt hier tussen 0,4 m en 0,8 m beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand ligt op meer dan 1,2 m beneden maaiveld. Het maaiveld ter plaatse van het bedrijventerrein De Wildert ligt ongeveer 6 meter boven NAP.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig, zowel categorie A als B. Zie ook figuur 4.7.
Figuur 4.7: uitsnede legger oppervlaktewater waterschap Brabantse Delta
Op alle watergangen en sloten binnen het plangebied is de keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent voor de verschillende watergangen het volgende:
Voor ingrepen die binnen 5 m vanaf de insteek van waterlopen categorie A plaatsvinden, dient een ontheffing van de keur te worden aangevraagd. Dit geldt ook voor ingrepen in de waterlopen categorie B en overige watergangen en sloten, zoals het verleggen en dempen van watergangen en het aanbrengen van duikers in watergangen.
Stelseltypen
Het bestaande bedrijventerrein De Wildert beschikt over een verbeterd gescheiden stelsel waarbij de daken en de rijbaan op het hemelwater zijn aangesloten. Het hemelwater wordt via retentiesloten afgekoppeld. Eventuele latere uitbreidingen van het bedrijventerrein zullen voorzien worden van een gescheiden rioolsysteem.
Bedrijfsmatige lozingen
In het geval van nieuwe bedrijfsmatige lozingen is de aard en de omvang van de lozing bepalend voor de wijze van lozen. Er wordt bepaald of een lozing al dan niet op de riolering dient plaats te vinden of, indien dit niet rendabel blijkt te zijn, welke vorm van lozen dan wordt toegestaan. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het waterschap die als waterkwaliteitsbeheerder daar een belangrijke rol in speelt.
Toekomstige situatie
Bergingseisen
Alle nieuwbouw- en herstructureringsprojecten worden in principe waterneutraal uitgevoerd, waarbij getracht wordt te voorkomen dat er negatieve effecten op grond- en oppervlaktewater optreden. Hierbij wordt uitgegaan van een bui t=100. Dat overeenkomt met een retentie van 78 mm. Verhard oppervlak wordt in principe niet aangesloten op de riolering. Het hemelwater wordt bij voorkeur bovengronds geborgen en vervolgens geïnfiltreerd. In een rioleringsplan (of waterparagraaf) zal worden nagegaan waar hemelwater kan worden ingezet voor de lokale waterhuishouding of voor infiltratie en aan welke eisen daarbij moet worden voldaan. Het hemelwater dat niet aan deze criteria voldoet, zal worden ingezameld en afgevoerd naar de RWZI.
Voorliggende beheersverordening legt echter het bestaande gebruik vast. In dit ruimtelijk plan worden in planologisch opzicht dan ook geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Voorliggende beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij een gescheiden rioleringsstelsel wordt aangelegd.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Voorliggende beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvoor een watervergunning op basis van de Keur noodzakelijk is.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Wet geluidhinder (Wgh).
Onderzoek en conclusie
Binnen het verordeningsgebied worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Deze geluidaspecten vormen dan ook geen belemmering voor vaststelling van de beheersverordening. Akoestisch onderzoek is evenmin noodzakelijk.
Toetsingskader
Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in de beheersverordening moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante (buis)leidingen worden aangemerkt zoals hierna genoemd, voor zover deze geen deel uitmaken van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer:
Volgens het BOR mogen drink- koel- industrie- en afvalwaterleidingen vergunningvrij worden aangelegd. Voorwaarde is wel indien het ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gerealiseerd. Gevolg is dat deze niet in een bestemmingsplan of beheersverordening worden vastgelegd.
Niet-planologisch relevante leidingen vervullen een functie voor de aanwezige functies en hoeven evenmin bescherming c.q. regeling in een bestemmingsplan of beheersverordening. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.
Toetsing / beoordeling
In en nabij het plangebied zijn drie planologisch relevante leidingen aanwezig, namelijk de PRB en rrp-l9 buisleidingen aan de noordoostzijde van het verordeningsgebied. Deze leidingen zijn in onderhavige beheersverordening planologisch geregeld en beschermd. Voor deze leidingen geldt een belemmeringenstrook van respectievelijk 10 en 42,5 meter waarbinnen niet gebouwd mag worden. Omdat er binnen het gehele verordeningsgebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden vormt dit aspect geen belemmering voor vaststelling van de beheersverordening.
De conceptbeheersverordening met de hierbij behorende stukken heeft vanaf vrijdag 10 juli 2020 tot en met donderdag 20 augustus 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er 4 zienswijzen ingediend. De Inspraaknota is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. Daarin zijn de inspraakreacties samengevat, beoordeeld en beantwoord. De Inspraakreacties hebben op onderdelen aanleiding gegeven voor aanpassing van de Beheersverordening.
De gemeenteraad heeft de beheersverordening vastgelegd op 29 oktober 2020. Het Vaststellingsbesluit is opgenomen in deze beheersverordening.
Anders dan bij een bestemmingsplan staat bij een beheersverordening geen beroep open tegen het vaststellingsbesluit van de verordening. De verordening treedt in werking de dag na publicatie van het raadsbesluit.