direct naar inhoud van Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsregeling
Plan: Dongen Eindsestraat 82-82a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2010000005-VG01

Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsregeling

Op grond van de Wro (in combinatie met het nieuwe Bro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden, moeten alle nieuwe bestemmingsplannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden opgesteld. In relatie tot die verplichting zijn door de Landelijke Stuurgroep DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) de volgende standaarden vastgesteld:

  • de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008);
  • de uitwisselingsstandaard IMRO 2008 en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP 2008).

Het bestemmingsplan is volgens deze standaarden opgesteld. Het bestemmingsplan Eindsestraat 82-82a is voorts zoveel mogelijk afgestemd op het in november 2009 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingplan Buitengebied.

Verbeelding

Aan het perceel Eindsestraat zijn de volgende bestemmingen toegekend:

  • de huidige bedrijfswoning en de nieuw te bouwen woning zijn bestemd tot Wonen; de woningen met bijbehorende aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, (vrijstaande) bijgebouwen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • de voor- en zijtuin voor de nieuw te bouwen woning, grenzend aan de Eindsestraat wordt bestemd tot Tuin; met het toekennen van deze bestemming wordt de groene voorruimte, bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit, en de minimale afstand tot stallen en de weg, gewaarborgd;
  • de gronden waar de stallen worden gesloopt worden in de toekomst gebruikt voor weiland; aan deze gronden is een agrarische bestemming toegekend.

Regels

De regels worden artikelsgewijs toegelicht.

Hoofdstuk I: Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de begripsbepalingen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardbepalingen uit de SVBP2008. In dit artikel worden uitsluitend de begrippen gedefinieerd die van het "normale" spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend. Het begrip agrarisch bedrijf is niet in deze standaard SVBP2008 opgenomen en wordt hierna kort toegelicht.

Agrarisch bedrijf

Bij agrarische bedrijven wordt onderscheid gemaakt in grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Onder agrarische bedrijven worden alle bedrijven verstaan die met hun bedrijfsvoering erop gericht zijn om gewassen te telen en / of dieren te houden ten behoeve van de plantaardige of dierlijke productie.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk II: Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

De agrarische gronden in het plangebied mogen uitsluitend voor grondgebonden agrarische activiteiten worden gebruikt. Op deze gronden mogen erfafscheidingen worden gebouwd. In de gebruiksregels is opgenomen dat paardenbakken zijn toegestaan. Verlichte paardenbakken zijn niet mogelijk.

Artikel 4 en 5, Wonen en Tuin

De voormalige agrarische bedrijfswoning en de nieuw te bouwen woning met bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn als Wonen bestemd. De bestemming Tuin is aan die delen van het perceel toegekend waarvan het onbebouwde karakter behouden moet blijven. De woning met de bijbehorende aan- en uitbouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De inhoudsmaat van woningen bedraagt maximaal 600 m³. De oppervlakte van bijgebouwen mag per woning maximaal 80 m²/40 % van het erf bedragen, en na het verlenen van ontheffing, afhankelijk van de oppervlakte van het perceel, 200 m².

Nevenactiviteiten zijn zeer beperkt mogelijk (rechtstreeks of met ontheffing toegestaan).

Om in voorkomende gevallen huisvesting te kunnen bieden ten behoeve van mantelzorg is door het college van burgemeester en wethouders op 7 december 2004 de "Beleidsregel voor het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan voor de huisvesting mantelzorg" vastgesteld. De gemeentelijke beleidsregel is vertaald in het bestemmingsplan. Op basis hiervan kan een "afhankelijke woonruimte" binnen de vigerende regeling voor aanbouwen en bijgebouwen worden ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m², mits de noodzaak van mantelzorg in het individuele geval is aangetoond.

Artikelen 6 Archeologische waardevolle terreinen

Het gebied met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden is voorzien van een dubbelbestemming ten behoeve van het behoud van de archeologische waarden.

Bouwen binnen dit gebied is in beginsel slechts mogelijk:

  • nadat op basis van een archeologisch onderzoek is gebleken dat op de bouwlocaties geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • nadat aanwezige waarden voldoende zijn zeker gesteld.

Voor vervanging van bestaande bouwwerken, beperkte bouwwerken en beperkte grondroering geldt deze bepaling niet. Voorts is voor werkzaamheden vanaf een bepaalde omvang waardoor de bodem wordt geroerd, het vereiste van aanlegvergunning opgenomen.

Hoofdstuk III: Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 7 bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Deze bepaling is conform artikel 3.2.4 van het Bro in het bestemmingsplan opgenomen.

Artikel 8 Algemene bepalingen met betrekking tot het bouwen

Met de bepaling over bestaande maten (lid 1) wordt voorkomen dat bestaande situaties die ten aanzien van de aan te houden afstanden of toelaatbare hoogtes afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk II - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht vallen.

Artikel 9 Algemene gebruiksbepaling

In dit artikel wordt bepaald dat gronden enkel mogen worden gebruikt in overeenstemming met de voorschriften van het bestemmingsplan. Indien dit gebruik niet leidt tot het meest doelmatige gebruik van deze gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd hiervan ontheffing te verlenen (de zogenaamde toverformule).

Artikel 10 Algemene ontheffingsregels

Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen ten opzichte van de planregels kunnen burgemeester en wethouders met dit artikel ontheffing verlenen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

In lid 1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 10, vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.

In lid 2 is een algemene wijzigingsbepaling opgenomen voor het veranderen van bouw- en bestemmingsvlakken in verband met het aantreffen of (door middel van archeologisch onderzoek aangetoonde) afwezigheid van archeologische waarden.

Artikel 12 Algemene procedurebepaling

Dit artikel geeft een procedure voor het geval het college een ontheffingsbevoegdheid toepast.

Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.

In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.

Lid 3 geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om, in geval van onbillijkheid, het overgangsrecht buiten toepassing te laten.

Artikel 14 Titel

Dit bestemmingsplan wordt als genoemd in dit artikel aangehaald.