Plan: | Noord en Oost Dongen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BP2011000011-VG01 |
Beleid en normstelling
Waterbeheer en watertoets
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn gemeenten verplicht om bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan (waaronder een bestemmingsplan) overleg te plegen met de besturen van de betrokken waterbeheerder(s). In de toelichting bij het ruimtelijk plan dient een waterparagraaf te worden opgenomen die een beschrijving bevat van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het betreffende ruimtelijke plan voor de waterhuishouding. Deze waterparagraaf vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op het duurzame waterbeheer.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met deze instantie over deze waterparagraaf. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt namelijk gelijktijdig met de inspraakprocedure voorgelegd aan het waterschap. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens behandeld en voor zover nodig verwerkt in deze waterparagraaf. Het waterschap Brabantse Delta heeft op 4 november 2011 een positief wateradvies gegeven. Het waterschap wijst er op dat voor werkzaamheden op en of in de nabijheid van oppervlaktewaterlichamen en voor het onttrekken en of retourneren van grondwater op basis van de Keur een melding of vergunning benodigd kan zijn.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief).
Europa | Nationaal | Provinciaal |
Kaderrichtlijn Water (KRW) | Nationaal Waterplan (NW) | Provinciaal Waterplan |
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21) | Provinciale Structuurvisie | |
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) | Verordening Ruimte | |
Waterwet |
Deze nota's zijn sturend voor het beleid van het waterschap en de gemeente.
Waterschapsbeleid
Het waterschap werkt aan een beter watersysteem, voor mensen en voor flora en fauna. Het watersysteem moet robuuster worden: veiliger, minder kwetsbaar voor regenval en droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Deze thema's pakt het waterschap in samenhang aan, omdat een integrale aanpak meerwaarde oplevert voor het resultaat. In het waterbeheerplan (2010-2015) staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen. Bij de keuze daarvan heeft het waterschap een afweging gemaakt tussen belangen van boeren, bedrijven, burgers, natuurbeheerders en andere partijen.
Het waterschap wil het beheergebied minder kwetsbaar maken voor wateroverlast, zoals afgesproken in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Speerpunten daarvoor blijven het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De Keur (2005) maakt het mogelijk dat het waterschap haar taken als waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met regelgeving (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. In het algemeen geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het waterschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer (HWA) op het oppervlaktewater, het graven van nieuwe watergangen, werkzaamheden binnen de keurzone van de waterkering etc.
Hiervan kan een vergunning worden aangevraagd om een bepaalde activiteit toch te mogen uitvoeren.
Gemeentelijk beleid
In 2008 heeft de raad van de gemeente Dongen het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2008-2012 voor het gehele grondgebied vastgesteld. Voor de planperiode zijn voor voorliggend plan de volgende speerpunten relevant:
Toetsing / beoordeling
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit stedelijk gebied, gevormd door bebouwing, sportvelden, groenstructuren en een aantal vijverpartijen. Direct ten noorden van het deelgebied de Biezen ligt een hoofdwatergang.
De maaiveldhoogte varieert van circa 4 meter + NAP in het deelgebied Achterberg en Hoge Akker tot circa 2,7 meter + NAP in het noorden van het deelgebied de Biezen. De bodem bestaat ter plaatse uit fijn zand. Hydrologisch gezien ligt het plangebied in intermediair gebied; zowel kwel als infiltratie komen voor.
Het plangebied ligt in vrij afwaterend gebied, waar geen vast oppervlaktewaterpeil wordt gehandhaafd. In het plangebied bevinden zich enkele geïsoleerde waterpartijen.
Een groot deel van het plangebied (de Hoge Akker en De Biezen) is aangesloten op een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater en het regenwater (vanaf daken en straten) worden daarbij door twee aparte stelsels afgevoerd. Het regenwater wordt rechtstreeks of via een beperkte zuivering op het oppervlaktewater afgevoerd.
Een nadeel van het vrijwel direct lozen op het oppervlaktewater is dat er vervuiling mee kan komen. Met name aan het begin van een bui wordt veel vuil van de straten de regenwaterafvoer (en daarmee het oppervlaktewater) ingespoeld (first flush). Om dit te voorkomen is in het plangebied de regenwaterafvoer aangesloten op de droogweerafvoer. Met behulp van een terugslagklep wordt zo het regenwater dat aan het begin van een bui het systeem instroomt, afgeleid naar de zuivering, waardoor de meeste vervuiling er uit wordt gefilterd en er alleen nog relatief schoon regenwater direct op het oppervlaktewater wordt geloosd.
Een deel van het plangebied is nog aangesloten op een gemengd rioolstelsel; dit betekent dat zowel afvalwater als hemelwater door dezelfde pijp wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Toekomstige situatie
Toepassen duurzaam stedelijk waterbeheer bij ontwikkelingen
In het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats, het bestemmingsplan is volledig consoliderend. Het biedt daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en – beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het waterschap, daar waar mogelijk toe te passen.
Concreet is het belangrijk om bij eventuele ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Ook dienen eventuele toenames in het verhard oppervlak gecompenseerd te worden door de aanleg van retentie.
Verder dient afstromend hemelwater van schone oppervlakken te worden gescheiden van afvalwater en afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater. Het afvoeren van afgekoppeld hemelwater naar het oppervlaktewater zal per riolering(deel)gebied nader bekeken worden om wateroverlast te voorkomen.'
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem in het plangebied.