Plan: | Heuvel 15 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BP2017000044-VG01 |
Cornelis Huygens Profero B.V. is voornemens om de voormalige leerlooierij aan Heuvel 15 in Dongen te herontwikkelen tot woningbouw. Het gebouw van de voormalige leerlooierij en het omliggende ensemble heeft een monumentale waarde en wordt gerestaureerd. De omliggende bebouwing heeft geen status als Rijksmonument. In totaal worden 23 woningen gerealiseerd. Een deel hiervan zal in de gerestaureerde leerlooierij worden gerealiseerd en een deel als nieuwbouw naast de bestaande te behouden bebouwing en binnen de contouren van de te slopen bebouwing.
De bestaande situatie is juridisch planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen' (2010). De beoogde woningontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan. Om de voorgenomen ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk te maken is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt in het zuidwesten van de kern Dongen. De locatie grenst aan de Rijensestraatweg/ Heuvelstraat/Heuvel en de Rivier Donge. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied
De gronden in het plangebied hebben in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn enkel bedrijven toegestaan met ten hoogste de categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. De gebouwen zijn ondergebracht in bouwvlakken en hebben verschillende goot- en bouwhoogtes. Alleen goothoogtes zijn hierbij op de verbeelding opgenomen. Bouwhoogtes zijn geregeld in de regels. Om de voorgenomen ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk te maken is een bestemmingswijziging noodzakelijk van 'Bedrijf' naar 'Wonen'.
Figuur 1.2 Plankaart geldende bestemmingsplan 'Zuid en West Dongen'.
Omgeving plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidwestkant van de kern Dongen aan Heuvel 15 en grenst in het zuiden aan de Rijensestraatweg en de Heuvelstraat. Heuvel is een zijstraat van de Rijenststraatweg en de Heuvelstraat. Heuvel bestaat uit een groen hofje met aan weerszijden (historische) bebouwing. Aan de oostzijde hiervan ligt het plangebied. Op het plangebied staat het voormalige leerlooierijcomplex.
Voor autoverkeer is Heuvel een doodlopende straat. Het noordelijke deel van Heuvel heeft wel een doorgang voor langzaamverkeer.
Aan de oostzijde naast het plangebied ligt de rivier Donge. Ten noorden van het plangebied en aan de oostzijde van de rivier Donge ligt het Bedrijfsverzamelcomplex Heuvelpark. Op het Bedrijfsverzamelcomplex zijn verschillende (start up) bedrijven gevestigd. Onder andere een lederfabriek- en groothandel zijn hier gevestigd. Aan de zuid- en westzijde liggen woningen. Verder naar het zuiden, achter de woningen, liggen verschillende sportvelden van Dongen. In figuur 2.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. In figuur 2.2 is een impressie van Heuvel weer gegeven.
Bebouwing plangebied
De bestaande bebouwing binnen het plangebied is onderdeel van het voormalige leerlooierijcomplex. Een deel hiervan heeft de status van Rijksmonument. De bebouwing is in gebruik geweest als leerlooierij en later voor diverse andere bedrijfsactiviteiten. Het complex bestaat uit meerdere aan elkaar geschakelde (historische) fabrieksgebouwen. Deze gebouwen vormen bij elkaar een markant aanzicht. Aan de originele historische bebouwing is later nieuwe bebouwing toegevoegd. De latere toevoegingen (onder andere een groene damwand loods) doen sterk afbreuk aan de oorspronkelijke, historische bebouwing. In figuur 2.3 is een overzicht weergegeven van de monumentale waarde van de verschillende gebouwen van het complex. Een woning in het plangebied, in bouwdeel C, is reeds vergund en wordt in gebruik genomen.
De bouwkundige staat van de huidige bebouwing is slecht, doordat het complex inmiddels al enige tijd leeg staat. In figuur 2.4 - 2.6 is de huidige situatie van de bebouwing weer gegeven.
Figuur 2.1. Ligging plangebied
Figuur 2.2. Heuvel gezien richting het zuiden. Aan de linkerkant ligt het plangebied
Figuur 2.3. Overzicht historische waarde bebouwing binnen het plangebied. Blauwe bebouwing is tevens aangemerkt als Rijksmonument. (Bron: BAAC, 2009: Bijlage 8)
Figuur 2.4. Huidige bebouwing
Figuur 2.5. huidige staat bebouwing aan zijde Heuvel
Figuur 2.6. Huidige staat bebouwing aan zijde van de rivier Donge
Bebouwing
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 23 woningen. Het gehele complex heeft de status Rijksmonument. De huidige bebouwing blijft deels behouden, het gaat hierbij om de bebouwing die volgens de Waardenstellende bouwhistorische verkenning (zoals opgenomen in Bijlage 8) hoge waarde heeft en een deel van de bebouwing die positieve waarde heeft, zoals te zien in figuur 2.3. Daarnaast blijft een aantal contouren van de huidige bebouwing zichtbaar door het in stand houden van bestaande buitengevels en het oprichten van de nieuwe bebouwing binnen de contouren van de te slopen bebouwing. De overige bebouwing wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw. In figuur 2.7 is de toekomstige situatie weer gegeven.
In de planvorming dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de kenmerkende opbouw van de leerlooierij, bestaande uit verschillende bouwvolumes die onderling de functionaliteit van het complex uitdrukken. De schaal en korrelgrootte van de nieuwe bouwvolumes worden hierop afgestemd. Dat wil zeggen dat de te behouden historisch volumes in het beeld niet één aaneengesloten bouwvolume vormt met de nieuwe delen, maar dat door goede onderlinge verhoudingen, positionering en geleding van gebouwen het beeld van verschillende gebouwdelen behouden blijft.
De woningen in zowel de bestaande bebouwing als de nieuwe bebouwing kunnen zowel grondgebonden als gestapeld zijn. De maximale bouwhoogte bedraagt 10 of 13 meter. Hierbij worden de huidige bebouwingscontouren van het voormalige leerlooierijcomplex aangehouden.
De stedenbouwkundige en historische waarde van de voormalige leerlooierij is van groot belang voor de omgeving. De beoogde woningbouwontwikkeling zorgt ervoor dat het monumentale gebouw midden in de kern Dongen behouden blijft en een nieuwe invulling krijgt. Daarnaast wordt een bedrijfsfunctie binnen de bestaande kern getransformeerd naar een woonfunctie.
Buitenruimte
De zuidzijde en de noordzijde van het plangebied zullen worden ingevuld met parkeerplaatsen. Daarnaast is het ook mogelijk om hier bergingen of overkappingen ten behoeven van de parkeerplaatsen te bouwen, met een maximale bouwhoogte van 3 meter. De overige openbare ruimte zal vooral worden gebruikt voor de ontsluiting van de woningen.
Duurzaam bouwen
Het uitgangspunt voor de beoogde ontwikkeling is om energiezuinig te bouwen. Voor de woningen die gerealiseerd worden in het bestaand monumentale gebouw zal de energiezuinigheid afhankelijk zijn van de opties die mogelijk zijn binnen de bestaande bouw.
Voor de nieuwbouw zal als uitgangspunt de eisen uit het Bouwbesluit worden gebruikt. De wens is hierbij om energie zuiniger te zijn dan minimaal noodzakelijk. Echter is de mogelijkheid hiervan afhankelijk van de positie van het monument/bestaande gebouw ten opzichte van de nieuwbouw. Zonnepanelen bijvoorbeeld kunnen minder opbrengst genereren door schaduw van de bestaande bebouwing.
Figuur 2.7. Inrichtingsschets toekomstige situatie met behoud huidige bebouwing
Het beleid op nationaal niveau met betrekking tot ruimte en mobiliteit is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze visie geeft doelstellingen van de overheid weer voor 2028.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst bekijken of er in de regio vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens bekijken of het bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Ook voor de (her)ontwikkeling aan Heuvel 15 wordt de ladder voor de duurzame verstedelijking toegepast.
Toetsing Rijksbeleid
Conform de voorwaarden van de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden voorzien in de actuele regionale behoefte. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de woningbouwplanning en -programmering 'Wonen 2017 (15-12-2016, Regio Hart van Brabant en Provincie Noord-Brabant)'. In figuur 3.1 is de benodigde capaciteit op lange en korte termijn weergegeven voor de regio 'Midden-Brabant'. Deze bedraagt voor de regio Midden-Brabant op korte termijn(2016-2025) 16.794 woningen. Op lange termijn (na 2025) bedraagt deze 4.816 woningen extra ten opzichte van de korte termijn, in totaal (16.794+4.816=) 21.610 woningen. Voor de gemeente Dongen bedraagt deze in totaal 974 woningen. De bouw van maximaal 23 woningen valt binnen de benodigde capaciteit op korte en lange termijn voor de regio Midden-Brabant en de gemeente Dongen.
De ontwikkeling op het voormalige leerlooierijcomplex valt binnen het bestaand stedelijk gebied, zoals in paragraaf 3.2 wordt toegelicht. Hierdoor past de voorgenomen ontwikkeling binnen de tweede trede van de ladder. De derde trede is hierdoor niet van toepassing.
Figuur 3.1. Woningbouwopgaven op korte en lange termijn voor de provincie Noord-Brabant (Wonen 2016, Regio Hart van Brabant en Provincie Noord-Brabant, December 2016).
Voor de overige beleidsonderdelen zoals opgenomen in de SVIR geldt dat een kleinschalige ontwikkeling als bedoeld in dit bestemmingsplan niet van invloed is op de visie en de doelstellingen zoals opgenomen in de SVIR. De ontwikkeling wordt daarom niet verder getoetst aan het nationale beleid.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling in het voormalige leerlooierijcomplex past binnen het Rijksbeleid.
Structuurvisie provincie Noord-Brabant
Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Deze is in 2014 partieel herzien. De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
De SVRO gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieu's en voor een kennis innovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten.
Toetsing Structuurvisie provincie Noord-Brabant
Met de ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan de door de provincie vastgelegde ruimtelijke belangen 'concentratie van verstedelijking' en 'sterk stedelijk netwerk'. Bij de opgave voor wonen en werken ligt het accent op de herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. Zoals te zien is in figuur 3.2, is het plangebied geheel gelegen in het door de provincie aangewezen 'stedelijk concentratiegebied' en voorziet de voorgenomen ontwikkeling in herstructurering, waardoor het bestaand stedelijk gebied optimaal gebruikt wordt.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is nader uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie Noord-Brabant om eerder genoemde doelen te realiseren. De Verordening Ruimte vertaalt zijn kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte wordt hierna besproken.
Figuur 3.2. Uitsnede structuurvisie provincie Noord-Brabant, met plangebied (rode cirkel)
Verordening ruimte 2014
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening ruimte 2014 opgesteld.
De Verordening ruimte 2014 is op 7 februari 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 19 maart 2014 in werking getreden. Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 in gewijzigde vorm opnieuw vastgesteld. De gewijzigde verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden. Hierna wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de relevante hoofdstukken en artikelen.
Toetsing Verordening Ruimte Noord-Brabant
In de Verordening Ruimte is in hoofdstuk twee, artikel 3 opgenomen dat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling een verantwoording dient te bevatten dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Toepassing moet worden gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte 2014 aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen dienen te voldoen, zoals te zien in figuur 3.3. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden in bestaand stedelijk gebied of in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Voorliggend bestemmingsplan maakt een ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied mogelijk. Hierdoor wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in de Verordening Ruimte.
Figuur 3.3. Uitsnede Verordening Ruimte Noord-Brabant, met plangebied (rode cirkel)
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling van maximaal 23 woningen binnen het bestaand stedelijk gebied, past binnen het provinciaal beleid.
Structuurvisie Dongen 2020
Het terrein aan Heuvel 15 van het voormalige leerlooierijcomplex is op de structuurvisiekaart aangewezen als 'bestaand bebouwd gebied'. Verder ligt de locatie binnen de structuren 'beheer en onderhoud bestaande woongebieden', en 'Kwaliteit I' van het versterken karakter bebouwinglinten binnen cultuurhistorie. Direct ten oosten van het plangebied loopt de rivier Donge als 'beeldbepalend water', hierbij bestaat de wens om een tot 'recreatieve routes ontwikkelen'.
Het versterken van bebouwingslinten binnen cultuurhistorie is binnen het plangebied aangemerkt als 'kwaliteit I'. Deze bebouwingslinten hebben een zeer hoge waardering gekregen. Het bebouwingsbeeld van Heuvelstraat en Heuvel bestaat overwegend uit vrijstaande, een- en tweelaagse bebouwing, met de nokrichting parallel aan de straat en een eenvormige rooilijn. De bebouwingslinten en ontginningsassen zijn bepalend voor de ruimtelijke structuur van de gemeente en dienen als zodanig behouden te blijven.
Wat betreft de cultuurhistorische waarde van de bebouwingslinten in de gemeente wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën: kwaliteit zeer hoog, hoog en redelijk hoog. Behoud en versterking van deze kwaliteiten is van groot belang. Belangrijkste ruimtelijk en functionele kenmerken die bepalend zijn
voor de kwaliteit van de linten zijn het kenmerkende gedifferentieerde bebouwingspatroon met karakteristieke (historische) bebouwing, variatie in functies en gebruik en beeldbepalende groenelementen van (open) particuliere kavels en erven en structuren in de openbare ruimte. Ontwikkelingen met betrekking tot functieveranderingen en nieuwe bebouwingselementen kunnen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de bebouwingslinten onder druk zetten. Nieuwe ontwikkelingen zullen daarom te allen tijde binnen de kleinschalige context van de linten moeten worden bezien. Grootschalige ontwikkelingen zoals glastuinbouw passen daar bijvoorbeeld niet bij. De welstandsnota, waarin de waarden van de bebouwingslinten zijn beschreven en waarin gebiedsgerichte welstandscriteria voor de bebouwingslinten zijn gegeven, vormt hiervoor samen met groenstructuurplannen het toetsingskader.
Figuur 3.4. Uitsnede structuurvisie Dongen 2020 van de gemeente Dongen, met plangebied (rode cirkel)
Welstandsnota Gemeente Dongen (2008)
Het beleid is enerzijds gericht op het behouden en versterken van diversiteit in bebouwing en uiterlijk en anderzijds op het aanmoedigen van contrasten. De rivier Donge en de Protestantse kerk zijn twee historische knooppunten. Rond de overgang over de rivier Donge ontstond bedrijvigheid die tot op de dag van vandaag aanwezig is. Markant is de historische fabrieksbebouwing, van onder andere een looierij, die qua volume en hoogte (plaatselijk zelfs 4 lagen) markante elementen vormen. Achter het pand ten westen van de Donge (Heuvel 15) ontstond een driehoekig hofje met een groen karakter. Aan dit hofje staan aan de westzijde historische panden waarvan enkele op de monumentenlijst staan.
Beeldbepalend zijn de historische fabriekspanden rond de overgang met de Donge. De panden hebben een relatief groot bebouwd oppervlak (met name ten westen van de Donge) en zijn opvallend hoog (oplopend tot 4 lagen). Ze hebben zowel platte daken als grote kapconstructies. De belangrijkste, Heuvel 15, heeft de status van Rijksmonument.
Woningbouwplanning
De gemeente beschikt over een door de provincie goedgekeurd woningbouwprogramma, dat in de periode 2016-2025 voorziet in de bouw van in totaal 1.100 woningen.
Toetsing gemeentelijk beleid
De beoogde ontwikkeling valt binnen het bestaand bebouwd gebied. Ook valt het plangebied binnen een cultuurhistorische kwaliteitzone volgens de gemeentelijke structuurvisie. Deze vormt een beeldbepalend, markant element binnen het bebouwingslint. Zoals paragraaf 2.2 beschrijft, blijft het meest waardevolle gedeelte van het voormalige leerlooierijcomplex staan. De overige bebouwing wordt gebouwd binnen de bestaande bebouwingscontouren van het complex. Ook wordt met een bouwhoogte van maximaal 13 meter aangesloten bij de huidige bebouwing, door de nieuwe bebouwing lager (maximaal 10 meter) te maken dat het huidige monumentale leerlooierijcomplex worden cultuurhistorische aspecten niet aangetast. Hierdoor wordt voldaan aan de eisen van de gemeentelijke structuurvisie en de welstandsnota om het cultuurhistorische bebouwingskarakter te behouden. Overige cultuurhistorische elementen worden getoetst in paragraaf 4.5.
Conclusie
De ontwikkeling van maximaal 23 woningen op het voormalige leerlooierijcomplex past binnen het gemeentelijk beleid.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit volgt uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op basis van vaste jurisprudentie dient in dat kader onder meer te worden aangetoond dat een goede verkeersafwikkeling is gewaarborgd, er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is en dat de verkeersveiligheid voldoende is gewaarborgd. Deze punten zijn in november 2016 onderzocht door verkeerskundig adviesbureau Akertech. Onderstaand volgen de belangrijkste bevindingen van dit door Akertech uitgevoerde onderzoek zoals opgenomen in bijlage 1. Waar nodig is dit in onderstaande tekst aangevuld door Rho Adviseurs.
Verkeersontsluiting
De voormalige leerlooierij aan Heuvel 15 in Dongen ligt aan het zogenaamde 'Heuvelplein'. In de huidige situatie geldt eenrichtingsverkeer rondom het plein. Het plein wordt ontsloten via Rijensestraatweg/Heuvelstraat. Deze weg is gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom en kent zodoende een snelheidsregime van 30 km/u. Via Rijensestraatweg/Heuvelstraat is een goede ontsluiting in verdere richtingen mogelijk. Fietsers delen er de rijbaan met het gemotoriseerde wegverkeer.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Voor de berekening van de verkeergeneratie is adviesbureau Akertech uitgegaan van CROW publicatie 317: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (CROW, 2012). In bijlage 1 staat de berekening van de verkeersgeneratie voor een gemiddelde weekdag, op basis van het ruimtelijk programma.
De ontwikkeling zal maximaal 153 mvt/etmaal aantrekken. Dit is de verkeerstoename voor de ontwikkeling verdeeld over een gemiddelde weekdag. Voor een maatgevende werkdag bedraagt deze hoeveelheid 184 mvt/etmaal (factor 1,2, CROW). Het verkeer zal verspreid over de dag komen en gaan, waarbij het aannemelijk is dat er een piek in de ochtend en einde van de middag ligt. Ten opzichte van de situatie dat de leerlooierij nog in werking was, is de toename van verkeer gering. Er zijn geen knelpunten in de verkeersafwikkeling te verwachten aangezien dergelijke erftoegangswegen zoals Rijensestraatweg/Heuvelstraat doorgaans 5.000 tot 6.000 mvt/etmaal naar behoren kunnen afwikkelen. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling staat niet in verhouding tot deze hoeveelheid. Daarnaast zijn er in de huidige situatie geen problemen ten aanzien van de verkeersafwikkeling. Dit is ook het geval voor het Heuvelplein. Door het eenrichtingsverkeer op het Heuvelplein en het feit dat de verkeersgeneratie verspreid over een etmaal wordt afgewikkeld, worden ook hier geen problemen verwacht met de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Uitgangspunt is het parkeerbeleid van de gemeente Dongen. Deze is afgeleid van de landelijke richtlijnen van het CROW publicatie 317: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (CROW, 2012). In het parkeerbeleid van de gemeente Dongen is aangegeven dat het uitgangspunt is dat de bovenkant van de bandbreedte wordt aangehouden, enkel wanneer hier zwaarwegende argumenten voor zijn kan hiervan worden afgeweken. De bevoegdheid hiertoe ligt bij het college van burgemeester en wethouders.
In bijlage 2 staat de berekening voor het benodigd aantal parkeerplaatsen. Conform de parkeernorm dienen minimaal 34 en maximaal 53 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. De gemeente Dongen hanteert de bovenkant van de bandbreedte, de maximale norm. Concreet betekent dit dat er 53 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden. Dit zijn 2,3 parkeerplaatsen per woning. Het plan voorziet in 49 parkeerplaatsen.
Wanneer voldaan dient te worden aan de maximale parkeernorm (53 parkeerplaatsen) dan zijn er in het plan 4 parkeerplaatsen te weinig gesitueerd (53 – 49 = 4). Er wordt echter ruim voldaan aan de minimale parkeernorm van 34 parkeerplaatsen. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 12 januari 2016 ingestemd met de realisatie van maximaal 23 woningen/appartementen op de locatie Heuvel 15. Het college heeft ingestemd dat er op het terrein 49 parkeerplaatsen gerealiseerd worden: minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein inclusief ruimte voor bezoekersparkeren. Zodoende voorziet het plan ook volgens het college in voldoende parkeercapaciteit.
Er is in de planvorming gekozen om de te realiseren parkeerplaatsen te verdelen over twee parkeerterreinen. Gezien het gegeven dat het meest waardevolle deel van het bestaande monument behouden dient te blijven is dit een goede oplossing. Uit het onderzoek van Akertech blijkt dat de voorkeursvariant voor de ontsluiting van het parkeerterreinen aan Rijensestraatweg/Heuvelstraat bestaat uit een uitritconstructie op Rijensestraatweg/Heuvelstraat, hierbij zal gebruik worden gemaakt van de bestaande uitrit aan Rijensestraatweg. Het verkeer naar het achterparkeerterrein kan via het bestaande eenrichtingsverkeer rijden. Op deze manier blijft de hinder voor de bewoners aan het Heuvelplein beperkt. In het onderzoek van Akertech is dit verder toegelicht, zie bijlage 2.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar via Rijensestraatweg/Heuvelstraat. Het plan voorziet in 49 parkeerplaatsen op eigen terrein. Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt van de gemeente Dongen: minimaal 2 parkeerplaatsen per woning. De ontwikkeling zal maximaal 153 mvt/etmaal aantrekken. Dit is de verkeerstoename voor de ontwikkeling verdeeld over een gemiddelde weekdag en wordt deels afgewikkeld via de Rijensestraatweg en deels via Heuvel. Dit vanwege de realisatie van 2 parkeerterreinen welke voorzien in de parkeerbehoefte. Circa 3% van het totaal aantal parkeerplaatsen dient toegankelijk te zijn ten behoeve van bezoekers. Het verkeer zal verspreid over de dag komen en gaan, waarbij het aannemelijk is dat er een piek in de ochtend en einde van de middag ligt. Ten opzichte van de situatie dat de leerlooierij nog in werking was, is de toename van verkeer gering. Er zijn geen knelpunten in de verkeersafwikkeling te verwachten.
De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg. Voor het verder optimaliseren van de verkeerssituatie zijn er wel aanvullende aanbevelingen zoals opgenomen in het onderzoek van Akertech in bijlage 2.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Voor de milieuzonering en bestemmingsregeling van bedrijfslocaties nabij het plangebied hanteert de gemeente een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Gelet op het karakter van het gebied, een woongebied met verspreid enkele vormen van kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid, is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Dit houdt dat de een kleinere richtafstand aangehouden mag worden. In het vigerende bestemmingsplan Zuid en West Dongen is ook uitgegaan van een gemengd gebied.
Onderzoek
Voor de milieuzonering en bestemmingsregeling van bedrijfslocaties nabij het plangebied hanteert de gemeente een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Gelet op het karakter van het gebied, een woongebied met verspreid enkele vormen van kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid, is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Dit houdt in dat de een kleinere richtafstand aangehouden mag worden, ten opzichte van een rustige woonwijk. In het vigerende bestemmingsplan Zuid en West Dongen is ook uitgegaan van een gemengd gebied. Voor de bestaande en nieuwe bebouwing in (de omgeving van) het plangebied kan derhalve worden uitgegaan van het omgevingstype gemengd gebied.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is door Jansen Raadgevend Ingenieursbureau onderzoek naar bedrijven en milieuhinder uitgevoerd (zie bijlage 3). In tabel 4.1 is een overzicht opgenomen van de relevante bedrijfspercelen die gelegen zijn in de omgeving van het plangebied.
Perceel | Milieucategorie | Richtafstand | Afstand tot plangebied | Toetsing afstand |
Heuvelstraat 1 | 1 | 0 meter | ca. 10 meter | Voldoet |
Heuvelstraat 2 | 3.1 | 30 meter | < 15 meter | Voldoet niet |
Heuvelstraat 5 | max 4.2 | 200 meter | ca. 30 meter | Voldoet niet |
Rijensestraatweg 65 | 4.1 | 100 meter | > 250 meter | Voldoet |
Tabel 4.1 Richtafstanden bedrijfspercelen conform VNG-publicatie.
Geluid
Uit de tabel blijkt dat het plangebied binnen de richtafstand van de bedrijfsactiviteiten op de percelen Heuvelstraat 2 en Heuvelstraat 5 ligt. Jansen Raadgevend Ingenieursbureau heeft middels een rekenmodel de geluidniveaus ter plaatse van het plangebied als gevolg van activiteiten op deze bedrijfspercelen onderzocht. In het onderzoek is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.
Uit het geluidonderzoek blijkt dat de geluidniveaus ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen, afhankelijk van hun locatie in het plangebied, meer kunnen bedragen dan de grenswaarden voor gemengd gebied. De maximaal toelaatbare geluidniveaus worden echter niet overschreden. Omdat alle woningen kunnen beschikken over een geluidluwe gevel en buitenruimte en de geluidniveaus in de woningen kunnen voldoen aan de binnenwaarde, kan voor alle woningen gesproken worden over een goed woon- en leefklimaat. Tevens wordt de aanwezige bedrijvigheid niet (verder) belemmerd
in hun mogelijkheden van bedrijfsvoering.
Gevaar
Naast geluid dienen ook de aspecten 'geur, stof en gevaar' onderzocht te worden. Voor het aspect 'gevaar' wordt verwezen naar de paragraaf externe veiligheid (4.3). Zoals eerder beschreven wordt niet voldaan aan de richtafstanden ter plaatse van Heuvelstraat 2 en 5.
Geur en stof
In het vigerende bestemmingsplan Zuid en West Dongen geldt voor het perceel Heuvelstraat 2 dat bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" zich mogen vestigen. Dit zijn bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Deze planologische mogelijkheden zijn dan ook niet hinderlijk voor de beoogde ontwikkeling. Daarnaast geldt ter plaatse van Heuvelstraat 5 de specifieke functieaanduiding '9': vervaardiging van chemische kantoorbenodigdheden (SBI-code 2466). Vanwege deze functieaanduiding geldt een maximale richtafstand van 30 meter voor geur en 0 meter voor stof. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand voor geur. Op kortere afstand zijn reeds woningen aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden. De beoogde ontwikkeling zal dan ook niet de bedrijfsvoering beperken en ter plaatse van het plangebied zal geen geen sprake zijn van geurhinder.
Ter plaatse van Heuvelstraat 5 zijn bedrijven tot en met B2 toegestaan. Bedrijven die hieronder vallen moeten bouwkundig afgescheiden zijn van woningen en andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.Daarnaast gelden ter plaatse van Heuvelstraat 5 de volgende specifieke functieaanduidingen:
3: Lederwarenfabriek (excl. kleding en schoeisel) (SBI-code 192)
7: Groothandel in kleding, schoeisel en mode-artikelen (SBI-code 5142)
10: Lederfabriek (SBI-code 191)
11: Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, productieoppervlak >200 m2 (SBI-code 2852)
In tabel 4.2 zijn de richtafstanden van geur en stof weergegeven van deze functies, waarbij uitgegaan wordt van gemengd gebied.
Functieaanduiding | SBI-code (1993) | Richtafstand geur | Richtafstand stof | Afstand tot plangebied | Toetsing afstand |
3 - lederwarenfabriek | 192 | 30 meter | 0 meter | ca. 30 meter | Voldoet |
7 - groothandel in kleding, schoeisel en mode-artikelen | 5142 | 0 meter | 0 meter | ca. 30 meter | Voldoet |
10 - lederfabriek | 191 | 200 meter | 10 meter | ca. 30 meter | Geur voldoet niet |
11 - overige metaalbewerkende industrie (>200 m²) | 2852 | 0 | 10 | ca. 30 meter | Voldoet |
Tabel 4.2 Richtafstanden geur en stof specifieke functieaanduidingen Heuvelstraat 5
Geuronderzoek
Uit Tabel 4.2 blijkt dat niet wordt voldaan aan het aspect geur voor de functieaanduiding '10 - lederfabriek'. Ter plaatse is lederfabriek Lucad Leder B.V gevestigd. Omdat niet wordt voldaan aan de richtafstand is door Peutz onder zoek naar geur uitgevoerd(zie bijlage 4). In dit onderzoek is rekening gehouden met de maximale toekomstige invulling voor de lederfabriek.
Uit het onderzoek blijkt dat de realisering van de beoogde ontwikkeling niet leidt tot extra inperking van de uitbreidingsmogelijkheden op de huidige productielocaties van de lederfabriek, daar deze
reeds door dichterbij gelegen bestaande woningen wordt ingeperkt. Binnen het vigerende bestemmingsplan is meer ontwikkelingsruimte voor de lederfabriek beschikbaar indien de geuremissie zou worden geconcentreerd in een schoorsteen aan de westzijde of aan de noordzijde van het bedrijfsverzamelterrein Heuvelpark. Voor het perceel Heuvelstraat 5/5A aan de westzijde van Heuvelpark wordt de maximaal toelaatbare geuremissie ten gevolge van Plan Donkade ca. 15% lager. In deze zin is sprake van een kleine inperking van de thans aanwezige ontwikkelingsruimte in het vigerende bestemmingplan ten gevolge van Plan Donkade. Overigens betreft het een perceel waar thans geen sprake is van activiteiten van Assbel / Lucad Leder. Bij toekomstige uitbreiding kan op voorhand rekening worden gehouden met de locatie van de centrale schoorsteen. Voor het perceel ten noorden van de Donge aan de noordzijde van Heuvelpark wordt de maximaal toelaatbare geuremissie niet beinvloed door de realisatie van het plan Donkade.
Naast Assbel / Lucad Leder is ter plaatse van Heuvelstraat 5 ook Kadeem gevestigd. Het bedrijf produceert markeerkrijt/ -stiften. Voor dit bedrijf geldt een richtafstand voor geur van 30 meter in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt voldaan. In 2003 heeft de gemeente een controlebezoek uitgevoerd. Tijdens dit controlebezoek is vastgesteld dat bij de productie van de markeerstiften geen noemenswaardige geur vrijkomt en geen noemenswaardig geluid wordt geproduceerd.
Conclusie
Vanwege de nabije ligging van Heuvelstraat 2 en 5 wordt niet voldaan aan de richtafstand voor geluid. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidniveaus ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen, afhankelijk van hun locatie in het plangebied, meer kunnen bedragen dan de grenswaarden voor gemengd gebied. De maximaal toelaatbare geluidniveaus worden echter niet overschreden. Omdat alle woningen kunnen beschikken over een geluidluwe gevel en buitenruimte en de geluidniveaus in de woningen kunnen voldoen aan de binnenwaarde, kan voor alle woningen gesproken worden over een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Vanwege de nabije ligging van Heuvelstraat 2 en 5 wordt ook niet voldaan aan het aspect geur. Zowel voor Heuvelstraat 2 als 5 geldt dat op kortere afstand reeds bestaande woningen aanwezig zijn. Ter plaatse van Heuvelstraat 5 is nader geuronderzoek uitgevoerd vanwege het bedrijf Assbel / Lucad Leder. Daaruit blijkt dat de maximaal toelaatbare geuremissie ten gevolge van Plan Donkade ca. 15% lager wordt. In deze zin is sprake van een kleine inperking van de thans aanwezige ontwikkelingsruimte in het vigerende bestemmingplan ten gevolge van Plan Donkade. Overigens betreft het een perceel waar thans geen sprake is van activiteiten van Assbel / Lucad Leder. Bij toekomstige uitbreiding kan op voorhand rekening worden gehouden met de locatie van de centrale schoorsteen ten opzichte van de woningen in het plangebied.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn in en nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Circa 220 m ten zuiden van het plangebied is een hogedruk aardgasleiding van de Gasunie gelegen (Z-522-01). Dit traject heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 95 m. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied.
Verder vindt in of nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor of het water.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)
De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgesteld op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder ander het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.
Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen 2011
De archeologische beleidskaart is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 februari 2011 en moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. Voor gebieden met op de AMK en IKAW een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten. Archeologisch onderzoek is nodig bij gebieden groter dan 100 m² en bij een diepte van meer dan 50 cm. Voor Archeologische waardevolle gebieden (van Rijkswege) gelden de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 (tegenwoordig de Erfgoedwet uit 2016) en de gemeentelijke Erfgoedverordening 2010.
Erfgoedverordening gemeente Dongen 2010
De erfgoedverordening is op 30 september 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn verstoringen uitgezonderd in een gebied:
Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Toetsing
In de gemeente Dongen is het archeologisch beleid vastgelegd in de Archeologische beleidsadvieskaart Dongen (2011). In figuur 4.1 hieronder is het plangebied weergegeven in de archeologische beleids- advieskaart. Hierop is te zien dat het hele projectgebied valt binnen de hoge archeologische waarde. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Figuur 4.1 Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen (gemeente Dongen, 2010)
Oranjewoud heeft een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd op 15 juni 2005. Het volledige onderzoek is terug te vinden in 'Bijlage 10 Archeologisch onderzoek'. De conclusie en het advies van Oranjewoud staan hierna beschreven.
Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek moet worden geconcludeerd dat voor het gebied met name middeleeuwse archeologische resten kunnen worden verwacht. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In het gebied van de leerlooierijen is vastgesteld dat de ondergrond tot op een diepte van 0,9 m -mv verstoord is. Wel werden er direct ten oosten van de Dongeloop de resten aangetroffen van een omgracht stenen huis. Het gaat hier om de locatie van het historisch bekende huis Overdonk. De omtrek van dit omgracht complex staat aangegeven op afbeelding 156066-S-1. Dit terrein dient beschermd te worden.
Als gevolg van de onderzoeksresultaten, de archeologische verwachtingswaarden binnen het plangebied, het (gedeeltelijk) verwijderen van de bestaande leerlooierij en de bouw van een aantal woningen waarbij bodemversterende werkzaamheden zullen plaatsvinden, dient er aanvullend archeologisch onderzoek plaats te vinden. In het programma van eisen (PvE) opgesteld op 29 mei 2017, zijn randvoorwaarden en aanvullende eisen gesteld aan het aanvullend archeologische onderzoek. Dit PvE is terug te vinden in Bijlage 11.
Conclusie en advies
Vervolgonderzoek wordt op basis van het uitgevoerde archeologische onderzoek nodig geacht. Als aanvullend archeologisch onderzoek is uitgevoerd zullen de resultaten, conclusies en het advies worden opgenomen.
Toetsingskader
Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)
De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgesteld op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.
De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder ander het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.
Cultuurhistorische waardenkaart (CHW)
De 'Cultuurhistorische waardenkaart' (vastgesteld 26 september 2006) van de provincie Noord Brabant vormt het kader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid met behulp waarvan dat beleid getoetst en ontwikkeld kan worden. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).
De Cultuurhistorische waardekaart van de provincie is in de gemeente doorvertaald naar de cultuurhistorische waardekaart van de gemeente Dongen (vastgesteld op 15 januari 2014).
Toetsing
In figuur 4.2 is het plangebied (zwarte cirkel) weergegeven in de uitsnede van de Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen. Uit deze waardenkaart blijk dat er verschillende objecten binnen de grenzen van het plangebied liggen. Hierbij gaat het om de volgende objecten:
Figuur 4.2 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Dongen (gemeente Dongen, 2014) met aanduiding plangebied (zwarte cirkel)
Voor de voormalige leerlooierij aan Heuvel 15 in Dongen is door BAAC onderzoeks- en adviesbureau in december 2009 een waardenstellende bouwhistorische verkenning uitgevoerd. In bijlage 8 is het volledige onderzoek ingevoegd. Het advies van dit onderzoek luidt als volgt:
"In het proces van ontwikkeling zullen de monumentale waarden van de verschillende gebouwen niet alleen afgewogen moeten worden tegen andere aspecten van herbestemming, maar ook tegen elkaar. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de sloop van positief gewaardeerde bouwdelen of elementen de hoge waarde van andere gebouwen versterkt. Ten aanzien van de hoogst gewaardeerde gebouwen verdient het aanbeveling om in overweging te nemen tijdens de herontwikkeling een restauratie door te voeren waarin de oorspronkelijke situatie als uitgangspunt dient. Te denken valt aan het heropenen of terugbrengen van oorspronkelijke gevelopeningen en het herstel of terugbrengen van vensters en deuren.
Een aandachts- of zorgenpunt vanuit het oogpunt van de vastgestelde monumentale waarde, is de staat waarin de stalen vensters van bouwdeel F verkeren. Deze vensters zijn van cruciaal belang voor het exterieur van het gebouw. Daarnaast zal goed nagedacht moeten worden over de wijze waarop daglicht wordt gebracht op de verdiepingen en zolders die in hout uitgevoerde gevels met ventilatieluiken hebben."
In figuur 4.3 is de locatie van 'bouwdeel F' weergegeven.
Figuur 4.3. Overzicht historische waarde bebouwing binnen het plangebied. Blauwe bebouwing is tevens aangemerkt als Rijksmonument.
Verder is in 2002 door Rijksdienst voor de Monumentenzorg een Cultuurhistorische verkenning uitgevoerd. Deze is bijgevoegd in bijlage 9. Hieruit komt naar voren dat het leerlooierij complex binnen het plangebied bijdraagt aan de grote verscheidenheid aan bebouwing aan het lint Kerkstraat-Heuvelstraat. De leerlooierij vormt samen met de andere voormalige leerlooierijen en schoenfabriek in de omgeving markante elementen.
In de directe omgeving van het plangebied liggen volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen verschillende cultuurhistorische aanduidingen. Deze waarden worden niet beïnvloed door de ontwikkeling. De historische lijnelementen worden behouden en de omliggende bebouwing wordt niet aangetast.
In het plangebied zelf is de aanduiding van een rijksmonument aangegeven en de aanduiding 'historische dorpsstructuur/lintbebouwing'. De historische dorpsstructuur blijft behouden, doordat de nieuwe bebouwing wordt geplaatst binnen dezelfde contour als de huidige gebouwen. Zoals te zien in figuur 4.4. Zoals paragraaf 2.2 beschrijft, blijft het meest waardevolle deel van het rijksmonument behouden en wordt deze intern omgebouwd tot woningen. Hierbij wordt er rekening gehouden met de monumentale waarden van de bestaande gebouwen en worden deze gerestaureerd en zoveel mogelijk hersteld. Bij de bouw van de overige woningen is het uitgangspunt om zoveel mogelijk de bestaande gevels van bestaande bebouwing als erfafscheiding te behouden of te vernieuwen aan de zijde van de Donge en rondom het zuidelijke parkeerterrein. Op deze manier wordt zoveel mogelijk bij de huidige uitstraling aangesloten.
Figuur 4.4. Toekomstige inrichting binnen contour huidige bebouwing (rode lijn).
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het aspect cultuurhistorie.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn samengevat in het meest recente bodemonderzoek uit 2010 (bijlage 5). Dit onderzoek heeft sterke verontreinigingen met koper en minerale olie aangetroffen. De verontreiniging met minerale olie is volgens het onderzoek van beperkte omvang. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk. De verontreiniging met koper is niet volledig in beeld gebracht aangezien de verontreiniging omsloten wordt door de Donge en de aanwezige bebouwing. Het grondwater is licht verontreinigd. De verontreinigingen zijn vermoedelijk te relateren aan de voormalige leerlooierij. In de periode waarin het bodemonderzoek is uitgevoerd en nu (2010-2017) hebben geen bodemverontreinigende activiteiten plaatsgevonden. In het kader van dit bestemmingsplan geeft het onderzoek daarom voldoende beeld van de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Nipa Milieu heeft bodemonderzoeken en daaruit voortkomende bodemverontreinigingen beoordeeld (notitie Nipa Milieu, d.d. 3 april 2017 Bijlage 6). Geconcludeerd wordt dat op vier locaties rondom de bestaande bebouwing (immobiele) bodemverontreiniging aanwezig is. De exacte locaties van de verontreiniging zijn weergegeven in Bijlage 7. Deze verontreinigingen dienen gesaneerd te worden.
Sanering kan plaatsvinden door ontgraven en afvoeren van de verontreiniging of door het aanbrengen van een aaneengesloten duurzame verhardingslaag boven de verontreiniging.
Conclusie
Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling is bodemsanering noodzakelijk. Er dient een saneringsplan te worden opgesteld die moet worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. Doordat sprake is van immobiele verontreiniging en tot op heden (2017) geen extra bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden is geen actueel bodemonderzoek noodzakelijk. Dit dient te worden geverifieerd bij het bevoegd gezag.
Waterbeheer en watertoets
Voor alle ruimtelijke plannen dient een watertoets te worden uitgevoerd. In deze watertoets wordt aangegeven hoe in het betreffende plan met water wordt omgegaan. Daarbij wordt allereerst sterk ingezet op preventie van verontreiniging en nuttig hergebruik van water op lokaal niveau. Daarnaast is voor de retentiebehoefte de voorkeurvolgorde; infiltreren, retentie binnen het plangebied, retentie buiten het plangebied of berging in bestaand watersysteem. Bij de berekening van de retentie worden de eisen zoals gevisualiseerd in figuur 4.5 uit deze paragraaf gehanteerd. Aspecten als oppervlaktewater, grondwater, hemelwater, afvalwater, waterkwaliteit en -kwantiteit, omgevingsfactoren en waterberging komen hierin aan de orde.
Met de watertoets wordt de waterbeheerder, in dit geval het waterschap Brabantse Delta, tijdig betrokken in het ontwerpproces. Opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta is onder andere verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Dongen. Het gaat hierbij om de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van het waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij (nieuwe) ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
Gemeentelijk beleid
Het verbreed GRP Dongen geeft het beleid van de gemeente Dongen weer op het gebied van rioleringszorg (afvalwater en hemelwater) en haar gemeentelijke zorgtaken ten aanzien van grondwater. In het plan komt ook het stedelijke oppervlaktewater aan de orde, omdat hemelwater, grondwater en zelfs afvalwater relaties hebben met het oppervlaktewater. De zorgplichten zijn zodanig geformuleerd dat iedere gemeente een zekere mate van beleidsvrijheid houdt om een eigen invulling te kiezen voor de lokale situatie. Dit verbreed GRP Dongen geldt voor de periode 2016 tot 2020 en is vastgesteld in december 2015.
Onderzoek
Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan Heuvel 15, in het zuidwesten van de kern Dongen. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit bebouwing van een voormalige leerlooierij met daaromheen hoofdzakelijk terreinverharding. De oostkant van het plangebied wordt begrensd door de Donge.
Bodem en grondwater
Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Dongen ligt, is het plangebied op de Bodemkaart van Nederland niet gekarteerd. In de directe omgeving van de kern van Dongen zijn hoofdzakelijk zandgronden aanwezig. In de omgeving van de kern van Dongen zijn verschillende grondwatertrappen aanwezig. Deze zijn weergegeven figuur 4.5.
Figuur 4.5 Grondwaterstanden omgeving kern Dongen (bron: Bodemkaart van Nederland)
Waterkwantiteit
Op alle watergangen en sloten die zijn opgenomen in de legger, is de keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent voor de verschillende watergangen het volgende:
Dit geldt ook voor ingrepen in de waterlopen categorie B en overige watergangen en sloten, zoals het verleggen en dempen van watergangen en het aanbrengen van duikers in watergangen.
Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. In figuur 4.6 is een uitsnede weergegeven van de legger van het waterschap Brabantse Delta. In deze figuur is de Donge, die direct ten oosten van het plangebied loopt, weergegeven. Dit betreft een waterloop uit categorie A. De beschermingszone bedraagt 1 meter. Deze ligt in de huidige situatie reeds binnen de bebouwingscontouren van de bestaande bebouwing.
Figuur 4.6 Ligging watergang (Bron: Legger waterschap Brabantse Delta)
Veiligheid en waterkeringen
Binnen en in de directe omgeving van de gemeente Dongen zijn geen waterkeringen gelegen. Het plangebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 23 woningen en parkeervoorzieningen. De bebouwing die een hoge waarde heeft, blijft behouden. De overige bebouwing wordt gesloopt en ter plaatse komt vervangende nieuwbouw. Voor de nieuw te realiseren bebouwing worden vanuit cultuurhistorisch oogpunt en na overleg met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) dezelfde bebouwingscontouren aangehouden als van de voormalige leerlooierij. Daardoor is ook in de toekomstige situatie de bebouwing binnen de beschermingszone van de Donge gesitueerd. Omdat het plangebied hoofdzakelijk uit verharding bestaat is er als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen sprake van toename in verharding.
Waterkwantiteit
Alle nieuwbouw- en herstructureringsprojecten binnen de gemeente Dongen worden in principe waterneutraal uitgevoerd, waarbij getracht wordt te voorkomen dat er negatieve effecten op het grond- en oppervlaktewater optreden. Hierbij wordt uitgegaan van een bui t=100 dat overeenkomt met een retentie van 78 mm. Verhard oppervlak wordt in principe niet aangesloten op de riolering. Het hemelwater wordt bij voorkeur bovengronds geborgen en vervolgens geïnfiltreerd.
De gemeente Dongen heeft strengere bergingseisen dan het waterschap Brabantse Delta. Deze eisen zijn gevisualiseerd in figuur 4.7.
Figuur 4.7 Visualisatie bergingseisen gemeente Dongen
De huidige bebouwing wordt gesloopt en ter plaatse vervangen door woningen. Ter plaatse van de beoogde parkeervoorzieningen is reeds sprake van verharding. De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een vergroting van het verhard oppervlak. Door het aanleggen van tuinen en groenstroken zal het verhard oppervlak hoogstwaarschijnlijk afnemen. Voor het bepalen van de benodigde berging is gerekend met een 'worstcase' scenario: namelijk dat het plangebied, net als in de huidige situatie, volledig verhard blijft. Op basis van de bergingseisen van de gemeente Dongen is voor voorliggend plan 7 mm compensatie van het totale verharde oppervlak (bebouwing en bestrating) benodigd.
Tabel 4.1 Benodigde berging
Verharding | Oppervlak | Bergingseis | Benodigde berging |
Bebouwing | 1.261 m2 | 7 mm | 1.261 * 0,007 = 9 m3 |
Terreinverharding | 2.216 m2 | 7 mm | 2.216 * 0,007 = 15 m3 |
Totaal: 24 m3 |
Uit tabel 4.1 blijkt dat er in totaal maximaal 24 m3 aan waterberging noodzakelijk is voor de realisatie van voorliggend plan. De benodigde berging moet in principe worden ingevuld binnen het plangebied. In het plangebied zijn echter geen mogelijkheden om open water aan te leggen, omdat er geen ruimte is op de locatie. Er zijn diverse mogelijkheden om toch invulling te kunnen geven aan de compensatie-eis. Een mogelijke optie voor het bergen en vertraagd afvoeren van hemelwater in het plangebied is het toepassen van bijvoorbeeld waterpasserende verharding met berging. De verharding kan gebruikt worden voor parkeerplaatsen. Gelet op de beperkte benodigde waterberging is dit goed mogelijk binnen het plangebied.
Bij de verdere plan uitwerking zullen groenzones en water doorlaatbare- of groene terreinverharding ter plaatsen van de parkeerplaatsen worden meegenomen. Daarmee zal terreinverharding afnemen en daarmee de benodigde waterberging. In deze plandelen kan daarnaast tevens worden voorzien in de benodigde infiltratie en waterberging op eigen terrein. De exacte uitwerking van de benodigde waterberging zal in overleg met de gemeente Dongen en indien nodig met het waterschap Brabantse Delta plaatsvinden.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in het plangebied.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Daarom wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC niet toegestaan.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering, vigerend waterschapsbeleid en het verbreed GRP Dongen is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Op basis van het verbreed GRP Dongen geldt onderstaande voorkeursvolgorde met betrekking tot de omgang met hemelwater en ander afvalwater aan de bron:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
Ten gevolgde van de planontwikkeling is geen sprake van toename in verharding. Er wordt rekening gehouden met de bergingseis van de gemeente Dongen voor verbouwing zonder toename in verharding. De exacte invulling van de benodigde waterberging wordt in een latere fase nader uitgewerkt in overleg met de gemeente Dongen en het waterschap. Op basis hiervan wordt verwacht dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat. Ten aanzien van de bunzing, hermelijn en wezel wordt in hetzelfde kader een tijdelijke vrijstelling verleend tot 1 oktober 2017.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (zie figuur 4.8). Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Natuurnetwerk Nederland (NNN) (ook wel Natuurnetwerk Brabant/NNB genoemd). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Langstraat, ligt op een afstand van circa 6,8 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op een afstand van circa 250 meter.
Figuur 4.8 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000 gebieden en NNB (bron: Natuurbeheerplan provincie Zuid-Holland)
Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vanwege de geringe ontwikkeling en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Langstraat, genereert de beoogde ontwikkeling qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming 2017 en het beleid van de provincie, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Soortenbescherming
In 2011 is een ecologische quickscan uitgevoerd door Adviesbureau Mertens BV. Uit dit onderzoek blijkt dat de bebouwing mogelijk geschikt is voor vleermuizen en broedvogels. Doordat de situatie tussen 2011 en het opstellen van voorliggend bestemmingsplan niet is gewijzigd, geldt deze conclusie nog steeds. Daarom wordt momenteel een gericht veldonderzoek uitgevoerd voor de periode mei- september 2017. Als de uitkomsten van dit onderzoek beschikbaar zijn, zullen deze in een later stadium ingevoegd worden.
Conclusie
Voorlopige conclusie: De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Normstelling
Wettelijke geluidszone wegen
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De locatie Heuvel 15 in Dongen ligt niet binnen een wettelijke geluidzone. Echter dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat als gevolg van het wegverkeer op de Rijensestraatweg/Heuvelstraat. Deze weg kent een 30 km/u snelheidsregime waardoor de richtwaarde 48 dB bedraagt en de maximaal aanvaardbare waarde 63 dB.
Artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Omdat voor 30 km/u wegen aansluiting wordt gevonden bij de wettelijke kaders voor gezoneerde wegen, is artikel 110g Wgh ook van toepassing voor niet gezoneerde wegen. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast.
Onderzoek
Berekeningsuitgangspunten
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens de Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012.
De gevel van het bestemmingsvlak 'wonen' is aangehouden als referentiepunt. Hierbij is de kortste afstand tot de bron (Rijensestraatweg/Heuvelstraat) aangehouden in het rekenmodel. Voor de verhardingsbreedte is op basis van de omgeving en de plankaart in het rekenmodel uitgegaan van een volledig akoestisch harde tussenliggende ruimte (tussen gevel en bron). In het plan wordt namelijk een parkeerplaats voorzien tussen de gevel en de rijbaan van de Rijensestraatweg/Heuvelstraat. De verkeersintensiteit komt voort uit een verkeerstelling uit 2012 en is vervolgens op basis van een autonome verkeersgroei van 1% doorgerekend naar 2028 (planhorizon). De verkeersintensiteit bedraagt dan 2.870 motorvoertuigen/etmaal weekdag. De voertuigverdeling is ontleend aan de telgegevens. Voor de wegverharding is conform werkelijkheid uitgegaan van elementenverharding in keperverband.
In lijn met de maximale bouwhoogte van het plan (13,50 meter) is gerekend op waarneemhoogten: 1,50 meter (begane grond), 4,50 meter (eerste verdieping), 7,50 meter (tweede verdieping), 10,50 meter (derde verdieping).
Voor een overzicht van de gehanteerde invoergegevens en het rekenmodel, zie bijlage 1
Resultaten
In onderstaande tabel is per waarneemhoogte de berekende geluidbelasting weergegeven. In alle gevallen is de wettelijk toegestane aftrek conform artikel 110g Wgh toegepast. Hieruit blijkt dat de richtwaarde van 49 dB wordt overschreden als gevolg van het wegverkeer op de Rijensestraatweg/Heuvelstraat. De maximale geluidbelasting bedraagt 49 dB voor de eerste, tweede en derde verdieping.
Voor een volledig overzicht van de resultaten zie bijlage 1.
Weg | Afstand tot de wegas | Maatgevende waarneemhoogte | Geluidbelasting |
Rijensestraatweg/Heuvelstraat | 34,50 m | 1,50 m | 48 dB |
Rijensestraatweg/Heuvelstraat | 34,50 m | 4,50 m | 49 dB |
Rijensestraatweg/Heuvelstraat | 34,50 m | 7,50 m | 49 dB |
Rijensestraatweg/Heuvelstraat | 34,50 m | 10,50 m | 49 dB |
Maatregelen
Omdat de richtwaarde van 48 dB wordt overschreden als gevolg van de Rijensestraatweg/Heuvelstraat is gekeken naar geluidsreducerende maatregelen. Dit omdat in de Wgh bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde een onderzoeks- en verantwoordingsplicht is opgenomen naar geluidsreducerende maatregelen. Omdat in voorliggend onderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt aangesloten bij de kaders uit de Wgh, zijn maatregelen aan de bron en in het overdrachtsgebied afgewogen.
Maatregelen aan de bron zoals het wijzigen van de functie van de weg waarmee het gebruik teruggedrongen kan worden zijn niet mogelijk. De Rijensestraatweg/Heuvelstraat is al ingericht als 30 km/u weg. Het verder omlaag brengen van de snelheid is niet mogelijk. Het toepassen van geluidsreducerend asfalt staat daarnaast niet in verhouding tot de omvang van de ontwikkeling en brengt hoge kosten met zich mee.
Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals een scherm of wal zijn niet mogelijk. Het toepassen van geluidschermen binnen de bebouwde kom is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Het vergroten van de afstand tussen de bron en de gevel is niet mogelijk aangezien het een reeds bestaand pand betreft.
Conclusie
Als gevolg van het wegverkeer op Rijensestraatweg/Heuvelstraat wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden met 1 dB voor verdieping 1 t/m 3. Eventuele maatregelen ter reductie van de geluidbelasting zijn niet mogelijk/doelmatig of stuiten op overwegende bezwaren vanuit stedenbouwkundige/verkeerskundige en financiële aard. Omdat de overschrijding het gevolg is van een niet gezoneerde weg, kan een procedure hogere waarden achterwege blijven. Omdat de overschrijding slechts 1 dB bedraagt is bovendien sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat voor de woningen in het plangebied.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied worden maximaal 23 woningen gebouwd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Middellaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de wettelijke eisen (paragraaf 5.1). Daarna wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan (paragraaf 5.2) en vervolgens wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen, de algemene regels en de overgangs- en slotregels (paragraaf 5.3, 5.4 en 5.5).
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden. Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen. In deze wet zijn circa oude 25 regelingen die samen de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, flora & fauna en water, gebundeld in een één nieuwe omgevingsvergunning. De Wabo introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Dit betekent dat bestemmingsplannen die na 1 oktober 2010 worden vastgesteld aan deze nieuwe terminologie moeten voldoen.
Tot slot moeten bestemmingsplannen voldoen aan de eisen uit het gemeentelijk Handboek Bestemmingsplannen.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Planvorm
Voor wat betreft de planmatige opgezet is het plan gedetailleerd van karakter.
Doelstellingen en uitgangspunten bestemmingsregeling
Het uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan is dat een samenhangende, op actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen afgestemde bestemmingsregeling ontstaat. Als doelstellingen en uitgangspunten kan daarbij het volgende worden onderscheiden.
Dit leidt ertoe dat:
Opzet verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad op een schaal van 1:2000.
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Verder geldt het volgende:
Opzet regels
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
Op grond van de wettelijke standaarden moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:
Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
In deze paragraaf is de toegepaste bestemming toegelicht.
Alle gronden in het plangebied zijn bestemd voor wonen of woongroepen en hierbij behorende tuinen en erven. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten en wonen in combinatie met zorg in een woning zijn toegestaan. Door middel van een bevoegdheid tot afwijken wordt de mogelijkheid geboden om een deel van de woning, of een bijgebouw, te gebruiken voor het verlenen van mantelzorg. Het gaat hier uitsluitend om afwijken van het gebruik.
Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen en oppervlakten
Binnen de bestemming Wonen is door middel van een bouwvlak aangegeven waarbinnen hoofdgebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding "parkeerterrein" zijn uitsluitend gebouwen in de vorm van bergingen behorende bij de woningen op hetzelfde bouwperceel en overkappingen ten behoeve van parkeren toegestaan. Op de verbeelding is maximum aantal woningen aangegeven. Erf- en terreinafscheidingen hebben een maximale bouwhoogte van 2,2 meter. Uitgezonderd hierop zijn bouwwerken binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - afwijkende hoogte bestaand bouwwerk', hiervoor geldt als maximale hoogte de bestaande hoogte van bouwwerken die gehandhaafd blijven.
Voor bergingen geldt daarbij een maximale oppervlakte van 70 m² per functie aanduiding. Overkappingen mogen enkel worden gebouwd ter plaatse van en ten behoeve van parkeerplaatsen.
Bouwwijze van woningen
Woningen moeten worden gebouwd in de aangegeven bouwvlakken. Woningen kunnen zowel gestapeld, als aaneengesloten worden gebouwd. Afhankelijk of een hoofdgebouw een zadeldak heeft of een plat dak is een maximale goot- of bouwhoogte weergegeven op de verbeelding.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelbepaling (artikel 4)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (artikel 5)
Overschrijden bouwgrenzen (artikel 5.1)
Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn. De bouwvlakken mogen overschreden worden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten (artikel 5.2)
Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven
maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht komen te vallen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 6)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) zijn algemene afwijkingsregels opgenomen.
Overige regels (artikel 7)
Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
Overgangsrecht (artikel 10)
Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 36 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.
In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. Doel hiervan is om bij de ontwikkeling van bouwlocaties een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. De kosten worden verhaald via de omgevingsvergunning voor het bouwen. Het exploitatieplan is in feite een publiekrechtelijke terugvaloptie; privaatrechtelijk kan meer geregeld worden.
Kostenverhaal dient te worden verzekerd bij onder andere een bestemmingsplan dat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt (niet via wijzigingsbevoegdheid).
Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt. Welke kosten verhaalbaar zijn (kostensoortenlijst) is ook in het Bro geregeld (artikel 6.2.3 tot en met 6.2.5).
Een exploitatieplan moet gelijktijdig met het vaststellen van het daarbij behorende bestemmingsplan worden vastgesteld. Dit betekent dat het ontwerp van een exploitatieplan gelijktijdig met een ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage moet worden gelegd.
Nieuwe ontwikkeling
In het voorliggende bestemmingsplan wordt een ontwikkeling voorzien die wordt aangemerkt als bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro.
Voor de beoogde ontwikkeling heeft de gemeente met de grondeigenaar een zogeheten "anterieure" overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat kosten van de kostensoortenlijst uit het Bro en alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemers. Voor het overige worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Dit betekent dat voor dit bestemmingsplan geen exploitatie plan behoeft te worden vastgesteld.
Voor de ontwikkeling die thans rechtstreeks planologisch-juridisch mogelijk worden gemaakt hebben de initiatiefnemers gegevens overlegd aan de gemeente waaruit blijkt dat deze de investeringen financieel kan dragen. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen. De gemeente heeft inzicht gehad in de financiële gegevens en is tot de conclusie gekomen dat de ontwikkeling financieel uitvoerbaar is.
De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.
Vooraankondiging
Overeenkomstig artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt de vooraankondiging van het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd in de Informatiekrant en/of het Weekblad Dongen en op de gemeentelijke website.
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan 'Heuvel 15' toegezonden aan de volgende instanties en organisaties:
Overleg omwonenden
Met de omwonenden van Heuvel 15 zijn verschillende gesprekken gevoerd. De eerste informatie avond heeft plaatsgevonden op 11 december 2014. Op 17 oktober 2016 is een stedenbouwkundig model in relatie tot de verkeersafwikkeling en parkeren toegelicht aan omwonenden. Een verslag van deze gesprekken zijn te vinden in Bijlage 12. Aansluitend hierop is op 28 februari 2017 een tweede gesprek gevoerd over de verkeerskundige uitwerking in relatie tot het stedenbouwkundig plan. Een verslag van dit gesprek is opgenomen in Bijlage 13.
Overleg reactie Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap heeft een wateradvies geschreven dat is bijgevoegd in Bijlage 14. Hierin concludeert het waterschap dat niet wordt voldaan aan de beschermingszone van 1 meter. Het waterschap ziet graag dat het bouwvlak buiten de beschermingszone wordt gelegd.
In paragraaf 4.7 Water is toegelicht dat vanuit cultuurhistorisch oogpunt er voor is gekozen met de nieuwbouw bestaande bebouwingselementen langs de Donge te behouden en verder de bestaande bebouwingscontour te volgen. Het terugleggen van het bouwvlak is vanuit cultuurhistorisch oogpunt dan ook niet mogelijk. Dit wordt uitgebreid beschreven in paragraaf 4.5.2 Cultuurhistorie.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft in het kader van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 25 augustus 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn er vijftien zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn behandeld in de Nota Zienswijzen in Bijlage 15. Er is geen aanleiding geweest om het ontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijzen aan te passen. Op 8 maart 2018 is het 'Bestemmingsplan Heuvel 15' vastgesteld door de gemeenteraad.